HISTORIE 99 1933-1965 INTERMEZZO: ZES KAMPIOENSCHAPPEN Het zou hierna ruim dertig jaar duren voor het Ajax weer lukte om een titel te prolonge ren. Dat betekent niet dat er geen successen te vieren waren. De titels van 1931 en 1932 waren onderdeel van de 'Gouden jaren dertig' in de Ajax-geschiedenis. In 1934 werd Ajax alwéér kampioen. De kampioenscompetitie eindigde onbeslist en het seizoen werd ver lengd met een halve beslissingscompetitie in het Olympisch Stadion. In het laatste duel, tussen Ajax en KFC, had Ajax aan een gelijk spel genoeg. Het werd een bloedstollende ontknoping. Na een 2-0-achterstand bij rust kwam Ajax in de tweede helft terug tot 2-1 waarna in de laatste minuut Piet van Reenen de 'winnende' 2-2 binnenkopte. Drie jaar later kon Ajax voor het eerst een titel vieren in het nieuwe stadion aan de Mid denweg in de Watergraafsmeer Onder de nog altijd zittende trainer Reynolds werd Ajax al op 17 januari 1937 afdelingskampioen. De Amsterdammers begonnen voortvarend aan de kampioenscompetitie met zeges op Go Ahead en PSV, maartegen Feijenoord ging het mis: 3-0 voor de Rotterdammers. Het zou de enige nederlaag in de kampioensgroep zijn. De thuiswedstrijd tegen Feijenoord leverde Ajax de zesde titel in de geschiedenis op. Twee jaar later had Ajax in de laatste wed strijd van de kampioenscompetitie aan een gelijkspel tegen Eindhoven genoeg. De ploeg zette een overtuigender uitslag neer (3-0), waardoor op 25 juni 1939 de zevende titel een feit was. Met die zeven moest Ajax het voorlopig doen. Pas in 1946 deed Ajax weer mee met de kampioenswedstrijden. Na de beslissingswedstrijd tegen Feijenoord op 26 mei 1960 gaan de Ajacieden op de schouders van de fans die massaal het veld van het Olympisch Stadion zijn opgeSlroomd. Herkenbaar zijn vanaf links: Werner Schaaphok (links), Ger van Mourik (vooraan met paraplu), Wim Anderiesen (breed lachend), Donald Feldmann (achter de paraplu) en Co Prins (uiterSt rechts, met hoedje). FOTO: ARCHIEF AJAX Op het eind van het eerste naoorlogse sei zoen meldde de achttienjarige Rinus Michels zich in het eerste elftal van Ajax. Michels scoorde in zijn debuutwedstrijd op 9 juni 1946 tegen ADO (3-8) vijf keer en dat sei zoen in totaal al dertien keer voor Ajax, dat de landstitel nipt aan Haarlem moest laten. In het seizoen 1946-1947 was Michels een vaste waarde voor Ajax, dat met vier punten voorsprong op Feijenoord afdelingskampioen werd. Op 5 juli 1947 haalde Ajax op meer dan overtuigende wijze het achtste landskam pioenschap binnen door in Nijmegen NEC met 6-0 te verslaan. Er braken mindere jaren aan, waarin Ajax wel zo nu en dan afdelingskampioen werd, maar in de kampioenscompetities nooit potten wist Gerrit Fischer kopt de bal in de kampioenswedstrijd tegen DWS op 4 juni 1939. De laatSte vooroorlogse titel was Ajax' zevende in de geschiedenis. FOTO: ARCHIEF AJAX te breken. In het seizoen 1955-1956 plaatste Ajax zich met enige moeite voor de Eredivisie. Het debuutjaar van Sjaak Swart en van Ajax in die nieuwe, landelijke competitie leverde Ajax aanvankelijk weinig succes. Bij de jaarwisseling stond Ajax, voor het tweede jaar getraind door Karl Humenbergen achtste op de rang lijst, maar daarna begon een opmerkelijke opmars en op 19 mei 1957 was de titel een feit. Met het eerste Eredivisie-kampioenschap kwam het aantal landstitels op negen, wat een nationaal record betekende. In de zomer van 1959 stond er weer een Engelsman voor de groep. Vic Buckingham kreeg de leiding over de ploeg, waarin dat seizoen drie nieuwelingen aantraden: Co Prins en de broers Henk en Cees Groot. Samen zouden de Zaanse broers liefst 66 goals maken voor Ajax, dat aan het einde van het seizoen op 109 doelpunten uitkwam. Ondanks die enorme productie kostte het nog moeite om het kampioenschap in de wacht te slepen. Een 3-0-nederlaag in de Kuip op de laatste speeldag maakte een beslissingswedstrijd tussen Ajax en Feije noord noodzakelijk. Op 26 mei I960 ging het sterkere Ajax in het Olympisch Stadion na een benutte penalty van Feijenoord met een I -0-achterstand de rust in. In de twee de helft benutte Ajax de kansen wél. Wim Bleyenberg maakte gelijk, waarna Ajax door goals van Henk Groot, Sjaak Swart en nog twee van Bleyenberg uitliep naar 5-1 en het tiende landskampioenschap op de erelijst kon worden bijgeschreven.

AJAX ARCHIEF

Presentatiegids (1987-2013) | 2012 | | pagina 99