In memoriam Bobby Haarms
Op 6 juni van dit jaar overleed op 75-jarige leeftijd Ajax# erelid Bobby Haarms. Een week later nam de
Ajax-familie op indrukwekkende wijze afscheid van de legendarische assistent- en hersteltrainer. De
hoofdtribune van sportcomplex de Toekomst werd als eerbetoon en uit dankbaarheid voor de vele
verdiensten die Bobby Haarms voor zijn Ajax heeft gehad, naar hem vernoemd. Wat Bobby Haarms
voor Ajax heeft betekend - en Ajax voor hem - werd al in 1995 beschreven in het boek Tussen hemel
en hok, Bobby Haarms en zijn Ajax, waaruit wij hier als een papieren eerbetoon het veelzeggende
hoofdstuk 'Haarlemmerolie' afdrukken.
HAARLEMMEROLIE
fT\ jax verenigt onder één rood-witte vlag gearriveerde
LA profs, naamloze talenten, directeuren, onbezoldigde
L-J \_jelftalleiders en bestuursleden, oud-spelers en ere
leden. Juist in deze vereniging ligt volgens Bobby Haarms de
kracht van de club.
'Bij Feyenoord en PSV is het betaalde voetbal gescheiden
van de rest. Daar is letterlijk en figuurlijk de afstand tuisen
profs en amateurs enorm. Ik heb het meegemaakt dat de Al
van PSV kampioen werd. Bobby Robson wilde die jongens
feliciteren, maar ze liepen hem straal voorbij. Ze herkenden
de hoofdtrainer van hun eerste elftal niet. Zoiets is bij Ajax
onmogelijk. Hier is het één complex, iedereen gaat dezelfde
poort door en alles loopt door elkaar. De jeugd ziet hoe de
profs bezig zijn, Van Gaal kent ieder JE'tje bij naam. Het is
één grote familie en iedereen is meyjietzétfde bezig. De ma
teriaalman en de administrateur, de trainers enjde spelers,
iedereen praat maar over één ding: winnen. Alles staat of
valt met het resultaat. Bij Ajax breekt nu eenmaal als je twee
keer achter elkaar verliest de pleuris uit. Ajax is een virus, het
is een heel rare ziekte die in je donder komt en die je nooit
meer kwijtraakt. Het spelershome blijft trekken. Sjakie Swart,
Piet Keizer, Tscheu-la Ling, Dick Schoenaker: ze wippen nog
geregeld binnen voor een kop koffie en een praatje.
'Een paar jaar geleden zaten we in de voorbereiding op Osa-
suna in hetzelfde hotel als Anderlecht, waar Aad de Mos
toen trainer was. Aadje en ik hebben een halve nacht herin
neringen opgehaald. Het was Ajax, Ajax en nog eens Ajax.
Toen hij in 1988, drie jaar na zijn ontslag, met KV Mechelen
de Europa Cup 11 won ten kóste van Ajax, moet dat een
persoonlijke overwinning voor hem geweest zijn. Ik had die
beker liever zelf Vastgehouden, maar ik kon me voorstellen
hoe hij zich toen voeldeIk begreep zijn vreugde maar al te
goed. Het was zijn sportieve wraak op een club die, ondanks
de manier waarop hij weggewerkt is, toch altijd een speciaal
plekje in zijn hart zal innemen. Zo vergaat het iedereen die
eenmaal met Ajax in aanraking is gekomen. Als het je zelf al
lukt je Ajax-wortels weg te nemen, helpt de pers je er wel aan
herinneren. Als iemand bij Ajax even kucht en een ander het
verkeerd verstaat, lees je een dag later in de krant dat Johan
hier weer komt voetballen.'
Ajax-erelid Schoevaart heeft Bobby Haarms ooit getypeerd
als de Haarlemmerolie in de Ajax-maehinerieoveral goed
voor. Hij is de stille kracht die werkt in de schaduw van het
succes én zich nergens te goed voor voelt. Een brief van een
verpleegkundige jjie voor een patiëntje een foto van de selectie
vraagt, beantwoordt hij door een compleet tenue te zenden
zodat het jochie zijn verjaardag op zijn ziekbed in vol ornaat
kan vieren. Twee knulletjes die gfen kaartje kunnen betalen,
stopt hij wat geld toe. 'Wel een beetje juichen, hoor!'roept hij
ze streng-na als ze ^ich uit de voeten maken naar de kassa.
Zelfs als babysit heeft hij gefungeerd. 'Zo werd ik in de Deense
kranten genoemd. In 1980 hadden wij bij Ajax te maken met
een Deense kolonie. Vier liepen er hier rond - Spren Lerby,
Frank Arnesen, Henningjensen en Sten Ziegler - en alle vier
waren ze international. Denemarken moest op een zaterdag
een WK-kwalificatiewedstrijd tegen Joegoslavië spelen en zon
dag kregen wij Groningen. Het was eigenlijk gekkenwerk, maar
ze zouden beide wedstrijden spelen. Die zaterdag ben ik naar
Kopenhagen gegaan om ze op te vangen. Iedere interland was
een reünie voor ze want in het Deense elftal zaten alleen maar
"buitenlandefis". Na de wedstrijd was het altijd groot feest, en
daarom was het beter als ik erheen ging om een oogje in het
zeil te houden. Zij vlogen na de wedstrijd terug uit Ljubljana
en toen de bus bij het hotébin5Kopenhagen arriveerde, zat ik
daar al te wachten op ze. "Wat leuk datje ons op komt halen,"
zeiden ze zonder enthousiasme. Ik bestelde meteen vier van
die grote pullen bier, daarna nog vier én toen stuurde ik ze naar