106 AJAX KICK OFF
Vic Buckingham op de bank
bij Feyenoord - Ajax op 29 no
vember 1964, met naast hem
Piet Keizer. De Brit kijkt terecht
zorgelijk: Ajax verloor met 9-4.
Twee maanden later nam Rinus
Michels zijn plaats in. FOTO:
ARCHIEF AJAX
national geweest. Na één seizoen was Halpern vertrokken
en op zoek naar een opvolger putte Ajax noodgedwongen uit
de eigen gelederen. Tot aan het einde van de oorlog leidden
twee plaatselijke coryfeeën de trainingen: Wim Volkers, in
middels ook penningmeester, was tussen 1923 en 1936 een
aalvlugge aanvaller met een groot spelinzicht. Hij was een
van de eerste sterspelers van de club. In 265 wedstrijden
scoorde 'de Mug' 129 keer en daarnaast stond hij veelvuldig
aan de basis van andere doelpunten.
Dolf van Kol was Ajax' andere interim-trainer in de oorlog
sjaren. Ook hij kon bogen op een mooie loopbaan. Bij Ajax
kwam hij in 1924 binnen als aanvaller, maar al snel werd hij
in de verdediging geposteerd, alwaar hij, getooid met een
enorme kuif, een rots in de branding werd.
Na 1945 keerde Reynolds terug bij zijn club. In 1947 werd hij
opgevolgd door Robert Smith. De Ier, die twee jaar daarvoor
als speler met Bohemians de destijds in het land populaire
Dublin and Belfast Intercity Cup had gewonnen, voldeed
niet als trainer. Toch bleef Ajax steevast zoeken naar een Brit
als trainer. Walter Crook, voormalig fullback van Blackburn
Rovers en Bolton Wanderers, kon echter niet opschieten met
het bestuur. En zo rommelde Ajax tot aan de invoering van
het betaald voetbal in 1954 door met zijn trainers. De Schot
Robert Thomson (ex-speler van Huddersfield Town), de
Nederlander Karei Kaufman (speler bij Watergraafsmeer
en Achilles 1894) en Willy Stejskal uit Oostenrijk bleken ook
al geen succes.
Voetbalfamilie
Vanaf 1954 werd veel anders bij Ajax. Zo kon de (nieuwe)
trainer eindelijk weer eens bogen op een imposante loop
baan als speler. De Oostenrijker Karl Humenberger was als
middenvelder met een goede laufpensung een gewaardeerde
kracht voor Floridsdorfer AC, SK Admira Wien, FC Zürich,
Racing Strassbourg en Saint Etienne. Humenberger kwam
uit een echte voetbalfamilie: zijn oudere broer Ferdinand was
Oostenrijks international; Karl zelf kwam tot één interland.
Toch, ondanks een landstitel in 1957 (de eerste in de nieuwe
Eredivisie) en een prettige relatie met Humenberger, bleef
Ajax lijden aan het 'Britten-syndroom' als het ging om
trainers. Vic Buckingham, die in 1954 als trainer van West
Bromwich Albion de FA Cup had gewonnen, volgde in
1959 Humenberger op. Als verdedigende middenvelder van
Tottenham Hotspur speelde Buckingham tussen 1935 en
1949 230 wedstrijden, waarin hij één doelpunt maakte.
Tussen 1961 en 1965 had Ajax ieder seizoen een an
dere trainer. Buckingham kwam zelf via zijn contacten in
Engeland met zijn opvolger op de proppen. Keith Spurgeon,
ooit tweede-elftalspeler bij Tottenham Hotspur, was op dat
moment pas 28 jaar jong. Joseph 'Pepi' Gruber volgde hem
op. De Oostenrijker had een tamelijk rijk voetbalverleden
bij Austria Wien, Le Havre en Stade Reims. John Frederick
'Jack' Rowley was de derde trainer op rij die Ajax maar
een seizoen aandeed. Rowley had een zeer behoorlijke
reputatie als speler. Hij speelde maar liefst achttien jaar
voor Manchester United. Rowley scoorde daarin het enorme
aantal van 208 doelpunten in 422 wedstrijden. Het leverde
hem de bijnaam The Gunner op.
Rowley werd in 1935 profvoetballer bij Wolverhampton
Wanderers. Na een kortstondig verblijf bij Bournemouth 8c
Boscombe kocht in 1938 Manchester United de nog jonge
(17 jaar) aanvaller. In zijn tweede wedstrijd, tegen Swansea
Town, scoorde hij vier maal. Rowley speelde onder de later
legendarische trainer Matt Busby, met wie hij in 1948 de
FA Cup en in 1952 het landskampioenschap won. De links
benige midvoor verliet United in 1955 om speler/trainer te
worden bij Plymouth Argyle.
Lolmaker
Met het aantreden van het bestuur onder leiding van Jaap
van Praag in 1964 veranderde het trainersbeleid van Ajax
drastisch. Niet langer was de (buitenlandse c.q. Britse)
afkomst een belangrijke voorwaarde om als trainer aan de
slag te mogen in Amsterdam, maar kwaliteit en feeling met
de club. De aanstelling van de pas 36-jarige Rinus Michels in
januari was een gedurfde zet. Hij had geen ervaring als trainer
in het betaald voetbal, maar was wel een echte Ajacied. Op
achttienjarige leeftijd debuteerde de - toen nog - A-junior
in Ajax 1. Met maar liefst vijf treffers hielp hij Ajax in 1946
tegen ADO (8-3) aan het afdelingskampioenschap. De stevig
gebouwde Michels bleef tot 1958 de midvoor in Amsterdam.
'En ik was een goede ook,' liet hij in 1996 optekenen in het
boek Lucky Ajax. 'Ik was ook een lolmaker, een gangmaker.
Dat kon toen, dat bracht het voetbal in die jaren met zich
mee. Maar ik was vooral een goede voetballer Een dy-
PRESENTATIEGIDS 2008 - 2009