Historische grond
tect Roodenburgh een 'mooi huis in een
grote tuin' worden. De vorm en leefsfeer
waren voor hem net zo belangrijk of
misschien zelfs belangrijker dan de effi
ciency. Roodenburgh toonde zich een
late navolger van de expressionistische
architectuurstroming die 'de Amster
damse School' genoemd werd. Een ken
merk van deze stijl was onder meer het
veelvuldig gebruik van bakstenen, vaak
in beweeglijke, gebogen vormen. Het
Ajax-stadion kreeg er 850.000. De capa
citeit van het stadion bedroeg bij de
opening 22.000 toeschouwers.
Hoekhuizen
Een drietal specifieke zaken sprong bij
de architectuur in het oog. Ten eerste het
evenwicht in de voorgevel. De hoge
ramen in het hoofdgebouw (dat als een
woningblok naar voren sprong) liepen
in een verticale lijn met de vele deuren
van de sportzaal beneden. Dat gaf
het stadion het aanzien van een woon-
huizenblok. Ten tweede plaatste Roo
denburgh bij alle opgangen naar de
tribunes ronde betonnen voetballen. In
het stadion veroorloofde hij zich ook
enige frivoliteit. De vier, los van elkaar
staande, tribunes, hadden in het midden
een knikje naar binnen; ze lagen niet
parallel aan de zij- en achterlijnen.
Tussen die tribunes bouwde hij op de
hoeken vier vijfhoekige huizen. Een dui
delijke functie was die huizen niet toege
dicht, hoewel men er wel van uitging dat
er minstens één als conciërge-huisje
gebruikt kon worden. Deze hoekhuizen
waren in wezen onpraktisch, door hun
vorm, ligging en beperkte grootte, maar
ze pasten uitstekend in de evenwichtige
vorm van het stadion. Dit illustreert
Roodenburghs streven veel aandacht te
besteden aan het uiterlijk van het
stadion. Al snel werden in zo'n huisje
kassierswerk en andere administratieve
bezigheden verricht. Na een aantal jaren
koos men, mede uit oogpunt van beveili
ging, voor permanente bemensing van in
ieder geval één van de hoekhuizen.
Vooral terreinknechten woonden in de
huisjes (het gezin van Jan Lens, Piet
Bosman), maar ook trainers (Karl
Humenberger, Vic Buckingham) en
spelers (Wim Bleyenberg) bivakkeerden
enige tijd permanent 'in' hun werk. De
aanwezigheid van Buckingham leidde
tot een tijdelijke nieuwe bijnaam voor
het stadion: Buckingham Palace.
Bij een gezellig huis hoort een tuin. Op
en rond de plek waar hoeve Voorland
had gestaan, stonden veel bomen.
Roodenburgh probeerde zoveel mogelijk
bomen op het oude erf te sparen. Een
groene oprijlaan leidde naar het stadion
en de twee bij velden waren omringd
met heggen. De lichtmasten van het oefen-
veld verschool men tussen de bomen.
Twee plantsoenen met rododendrons
en bloemen werden vóór het stadion
aangebracht. Kortom, het Ajax-stadion
zag er van binnen en zeker van buiten
amper uit als een voetbalstadion
(saillant: dit gegeven wordt bij de beoor
deling van de ArenA geregeld als kritiek
gebruikt!).
Het stadion werd op 9 december 1934
feestelijk geopend, met toespraken,
cadeaus (onder andere een schemerlamp
van voetbalclub Vespucci) en een défilé
van oud-spelers. De eerste wedstrijd
speelde Ajax tegen de Parijse club Stade
Francais. Na twee minuten maakte Bob
ten Have het eerste doelpunt in de nieu
we behuizing. Ajax versloeg de Fransen
met 5-1. De laatste wedstrijd in de Meer,
de kampioenswedstrijd op 28 april 1996
tegen Willem II, kende dezelfde uitslag.
In de tussenliggende periode speelde
Ajax in het stadion 953 officiële wed
strijden, waarvan men er 742 won.
Meest voorkomende uitslagen waren
2-0 (75 keer), 2-1 (74 keer) en 3-0
(72 keer).
Reynoldstribune
Deze resultaten werden behaald in een -
vanaf het midden van de jaren zestig -
steeds meer veranderend stadion.
Daarvóór waren de verbouwingen en
aanpassingen summier geweest, maar
daarom niet minder subtiel. In augustus
1939 installeerde de Gemeente-telefoon
een publieke telefooncel in het beneden-
restaurant. Het was Ajax al langer een
doorn in het oog dat leden en donateurs
voor niets gebruik maakten van de
Ajax-telefoon. Nu moest er in de tele
fooncel een dubbeltje per gesprek
betaald worden. De eerste veranderin
gen in de Ajax-tuin brachten de Duitse
bezetters aan. Zij kapten tussen 1940 en
1945 heel wat bomen aan de rechterop-
rijlaan en haalden de populieren neer die
bij de hoeken van het veld, als onderdeel
van de architectuur, waren neergeplant.
Het serieuze werk begon in 1965 met de
overkapping van de onoverdekte tribune
aan de lange zijde, die men hierna de
Reynoldstribune doopte (naar de drie
jaar eerder overleden legendarische
ex-trainer). Daarna volgden onder
andere de letters ajax op het dak (1966),
uitbreiding van restaurant en bestuurs
kamer (1968), het doortrekken van de
tribunes tot aan het veld (1970), licht
masten (1971), overkapping van de
staantribunes achter de doelen (1984) en
het aanbrengen van een loopgleuf en
extra hekken achter de staantribunes
(1989). Waren de veranderingen aan
vankelijk gericht op serviceverlening,
toeschouwers (de maximumcapaciteit
van het stadion werd begin jaren zeven
tig bereikt: 29.500) en geld verdienen
(de skyboxen van 1986), in de laatste
jaren was de onveiligheid de voornaam
ste zorg. Het absolute dieptepunt bereik
ten club en stadion in de verlenging
van het UEFA-Cupduel tegen Austria
Wien, op 28 september 1989. Na de
gelijkmaker van de Oostenrijkers werd
de sfeer in het stadion grimmiger. In vak
F was men begonnen met het lostrekken
van ijzeren staven uit de afrastering.
De baldadigheid liep volslagen uit de
hand. De zeventienjarige G.M. uit
augustus 2005 119
In de architectuur van het stadion sprong vooral het evenwicht in de voorgevel in het oog,
Van binnen en van buiten: bakstenen en nog eens bakstenen.