1910
1920
'ff
Het tweede decennium van Ajax' bestaan begon met het
contracteren van een 'oefenmeester': de Ierse ex-international
John Kirwan. Het was de eerste stap in de richting van het grote
doel: de eerste klasse. Sneller dan verwacht werd dat bereikt. In de
wedstrijden om de tweede-klassetitel werd Concordia verslagen,
waarna Ajax in de promotiewedstrijden Hercules en 't Zesde
achter zich liet. Op 21 mei 1911 was Ajax eerste-klasser. In die
competitie wist de club zich het eerste jaar te handhaven en
trakteerde zichzelf aan het eind van het seizoen op de eerste
buitenlandse reisjes naar Wenen en Budapest. Twee jaar later, in
1914, kon Ajax in de beslissingswedstrijden tegen het Utrechtse
Hercules degradatie niet meer ontlopen. Uit teleurstelling stapten
veel spelers over naar andere clubs.
Op de puinhopen bouwde de nieuwe trainer Jack Reynolds aan
een nieuw elftal dat driemaal achtereen afdelingskampioen werd,
maar promotie misliep door de mobilisatie en door
onduidelijkheden in het bondsreglement.
Ook het derde jaar leek promotie onmogelijk. Maar door het
enorme krachtsverschil én door het winnen van de nationale beker
liet de NVB genade voor recht gelden. Ajax promoveerde alsnog.
Met sterren als Hordijk, Van Dort, Brokmann, Gupffert en De
Natris pakte Ajax met ruime voorsprong de afdelingstitel en
vervolgens, op 9 juni 1918 bij Willem II, ook het eerste
landskampioenschap. Een jaar later was de overmacht nog groter
en werd het kampioenschap van Nederland zonder één nederlaag
binnengehaald; een prestatie die pas na 76 jaar zou worden
geëvenaard.
9 juni 1918, Ajax is voor de eerste keer kampioen van Nederland.
Nadat Ajax in 1919 ongeslagen kampioen van
Nederland geworden was, werd een toernee naar
Scandinavië georganiseerd. Met strohoeden
poseerden de Ajacieden voor Hotel Continental.