DE WERELD WORDT STEEDS EEN STUKJE GROTER Nicolai Boilesen Vanuit het schijnbare niets stond hij in mei 2011 op het podium, om als basisspeler Ajax' dertigste landstitel te vieren. Om niet lang daarna weer in het schijnbare niets te verdwijnen. Een hardnek kige hamstringblessure hield hem ruim anderhalfjaar aan de kant. Nu is Nicolai Boilesen terug. Een monoloog van een 21-jarige, over volwassen worden in een ander land, de kleinschaligheid van zijn eerste club én de worsteling met zijn mysterieuze blessure. 12 INTERVIEW Tekst Maarten Dekker d oen ik op mijn zeventiende vanuit De- w I nemarken naar Ajax kwam, was ik let terlijk nog nooit een nacht alleen thuis geweest. Zo'n ervaring vergeet je niet snel meen zonder je ouders naar een ander land verhuizen, voor het eerst op jezelf wonen. Je wordt van de ene op de andere dag geacht volwassen te zijn. Dat verwachtte ik in feite ook van mezelf. De eerste twee maanden verbleef ik nog bij een gastgezin. Achteraf was dat wel goed voor mij, omdat het best een zware periode was. Je komt naar een nieuw land, moet een nieuwe taal leren, noem maar op. Dan is het wel fijn als er mensen zijn die het leven iets gemakkelijker maken voor je, door iets heel praktisch als het koken van een maaltijd of gewoon het maken van een praatje. Daar heb ik ook van geprofiteerd bij het leren van de taal. Als je elke dag alleen thuiskomt, ga je geen Nederlands meer praten en leer je het dus minder snel. Ik heb in die eerste twee maanden versneld de cursus Nederlands afgerond. Op de dag dat ik mijn diploma kreeg, ben ik meteen op mezelf gaan wonen. Ik wil niet arrogant doen, maar volgens mij was ik de snelste van de Deense enclave bij Ajax. Christian Eriksen heeft er volgens mij iets van drie maanden over gedaan, Viktor Fischer is ongeveer een halfjaar bezig geweest en Lucas Andersen heeft het inmiddels ook aardig onder de knie. Ik heb veel aan mijn vader te danken. Hij was mijn eerste trainer, tot ik op mijn elfde van mijn eerste club Lille Hema naar een iets grotere vereniging in de stad ging, Skovlunde. Daar heb ik tweeënhalf jaar gespeeld, en vervolgens nog vier jaar bij Bnzndby. Mijn vader heeft vroeger ook zelf gevoetbald, maar nou niet op een niveau datje kunt zeg gen dat ik mijn talent van hem heb, haha. Hij was wel een goede trainer. We kunnen ook heel goed samen over voetbal praten, hebben bijna altijd dezelfde mening. Als wij nu zonder met elkaar te praten naar dezelfde wedstnjd zouden kijken en na afloop een paar dingetjes zouden op schrijven, dan denk ik dat het grotendeels overeenkomt.' KLEINSCHALIG 'Bij Lille Hema was alles heel kleinschalig, intiem. Onze kantine was een kleine kelder, onder een van de vier flat gebouwen die ons veld omringden. Wij woonden ook in een van die gebouwen. Mijn moeder hoefde niet eens naar beneden te komen, die kon gewoon vanaf het balkon bij de keuken naar de wedstrijden kijken. Mijn vader of een van de andere ouders trok de lijnen. De overstap naar Skovlunde was destijds al heel wat voor mij. Ik had daar niet langer mijn vader als trainer, ik moest op de fiets naar de training, hoefde niet meer alleen een paar trappen af te lopen. Het veld van Lille Hema was niet eens groot genoeg om elf tegen elf te spelen. Maar als je een kind bent, is dat

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 2013 | | pagina 12