INTERVIEW 19 niet, ook al speelden we gelijk. Mijn ouders zaten op de tribune, zoals altijd. En mijn vriendin was er ook. Het was een mooie dag.' Stroomde hij op dat moment nog in in een behoor lijk compleet elftal, met als verdedigende compagnons Toby Alderweireld, Jan Vertonghen en Gregory van der Wiel, op het dieptepunt van Ajax' blessuregolf waande Koppers zich weieens terug in de rangen van Jong Ajax. 'Dat was natuurlijk problematisch, want elk elftal heeft geroutineerde spelers nodig. Gelukkig gaat het de laatste weken weer de goede kant op en raken er steeds meer jongens weer fit.' PERSOONLIJKE DUELS Ergens zijn die laatste woorden dubbel, beseft Koppers, 'Als speler van de beloften kom je vaak pas aan bod bij het eerste als er blessures zijn. In zekere zin vestig je daar dus ook je hoop op, zonder dat je iemand persoonlijk gunt dat hij iets vervelends oploopt. Maar als jonge speler wil je uiteindelijk toch zelf doorbreken en dat is het enige waar je mee bezig bent. En de een zijn dood, is de ander zijn brood, zo is het wel een beetje.' Het niveauverschil tussen Jong Ajax en de hoofdmacht bestaat uit veel verschillende aspecten, niet in de laatste plaats de druk die erbij komt kijken. 'Die komt niet eens zozeer van de mensen op de tribune of van de media,' zegt Koppers. 'Misschien is het wel vooral de druk die je jezelf oplegt. Je wilt presteren om bevestiging te krij gen dat je op de goede weg bent.' Die bevestiging haalt de linkspoot vooral ook uit de persoonlijke duels die hij uitvecht. 'Ik heb de afgelopen tijd jongens als Nani, Beerens en Schaken tegenover me gehad. Dat is toch andere koek dan een willekeurige vleugelspits van een beloftenelftal. Je moet het uiterste in jezelf naar boven

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 2012 | | pagina 19