Piet Keizer scoort Ajax' tweede doelpunt in de tweede wedstrijd om de Supercup. Doelman Vecchi kan de bal slechts nakijken. FOTO: ARCHIEF AJAX varen ploeg; Ajax moest het volgens de kenners vooral hebben van Johan Cruijff en Piet Keizer. Dat bleek ach teraf te weinig. Na afloop waren de Ajacieden compleet beduusd; ze waren overlopen. Al in de negende minuut kwam AC Milan op voorsprong, nadat de ploeg in de vierde minuut al eens op de lat had geschoten, door Prati. Dezelfde man maakte zes minuten voor rust de 2-0 in Milanees voordeel. De enige Amsterdamse tref fer kwam vanaf elf meter toen Velibor Vasovic een strafschop - toegekend nadat Piet Keizer ten val was gebracht - stoïcijns benutte. Milan schrok. Heel even. Want zeven minuten na die aansluitingstreffer lag num mer drie achter Gert Bals en het werd nog erger toen Prati een kwartier voor tijd zijn derde en Milans vierde van de avond maakte, 4-1 OPPERMACHTIG Hoe anders ging het vijf jaar later toen de clubs elkaar opnieuw troffen op hoog niveau. Inzet was in 1974 de Europese Supercup. De finale ging over twee duels en Ajax begon met een uitwedstrijd in Milaan. Oppermach tig waren de Amsterdammers op 9 januari 1974 getuige de krantenverslagen uit die tijd. De Milanese suppor ters hadden hun club weggehoond; kansloos waren ze geweest tegen een superieur Ajax. Maar wonder bo ven boven kwamen ze er met een overwinning vanaf. Dertien minuten voor tijd remde een bal buiten bereik van Hulshoff in de modder af. De watervlugge Chia- 1 rugi was er als de kippen bij en klopte doelman Stuy. Hoewel Ajax Milan had suf getikt, bleven de punten in Italië. Maar de wraak was mierzoet. Waar de teller in Milaan op nul Amsterdamse treffers bleef staan, daar scoorde Ajax op eigen bodem liefst zes keer. Jan Mulder opende de score in de 26ste minuut, gevolgd door Piet Keizer, Johan Neeskens, John Rep, Gerrie Mühren en Arie Haan, 'De demonstratie had nauwelijks fraaier kun nen zijn,' vond de pers. 'De vernedering van de Italianen trouwens ook niet.'

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 2010 | | pagina 19