KENNEDY Een kleine twee jaar bij Ajax hebben Kennedy Bakircioglu nog niet gebracht wat hij en met hem vele anderen ervan verwachtten. 'Uiteindelijk beslis ik niet zelf of ik hier kan blijven. Ik kan hoogstens proberen de mensen die er wel over gaan te overtuigen.' BLIJFT POSITIEF tekst Maarten Dekker oms moet hij zich een figurant wanen, een no body voor wie binnen het script van dit seizoen slechts af en toe een regeltje tekst is weggelegd. Die spaarzame momenten waarop de acteur even uit de anonimiteit kan treden en een paar korte zinnen tot zijn publiek mag richten, daar put hij hoop uit. Hoop dat zijn talent ooit weer volmondig wordt erkend en hij zich eindelijk voor een volle zaal mag uitleven als een van de hoofdrolspelers. Kennedy Bakircioglu is er het type niet naar om bij de pakken neer te zitten. Maar natuurlijk kan de Zweed niet blij zijn met zijn inbreng bij Ajax, het gezelschap dat galavoorstellingen iets te vaak afwisselt met haperende shows. Soms mag hij de honneurs waarnemen, als vaste krachten door blessures of schorsingen niet beschikbaar zijn of als een bepaalde wedstrijd, strategie of tegenstander daar volgens de technische staf om vraagt. Maar zoals zwartgalligheid niet in zijn aard zit, zal Kennedy anderen nooit de schuld geven van de situatie waarin hij terecht is gekomen. 'Ik weet van mezelf dat ik van waarde kan zijn voor het elftal, maar niet als ik langs de kant zit. Of ik de trainer iets kwalijk neem? Nee, ik geloof niet dat dat het goede woord is.' In de 26 competitieduels die de Amsterdammers tot vandaag speelden, stond de Scandinaviër zes keer in de basis. Twee keer mocht hij als invaller opdraven. Het zijn niet de statis tieken die hij in zijn hoofd had toen hij een kleine twee jaar geleden een contract tekende dat hem voor vier jaar Ajacied maakte. De aanvaller annex middenvelder was in de peri ode daarvoor uitgegroeid tot een van de smaakmakers in het hechte collectief van FC Twente, dat onder coach Fred Rutten bij vlagen prachtig voetbal speelde. De potentie die Kennedy toen tentoonspreidde, is na zijn transfer naar Ajax nog te weinig aan de oppervlakte gekomen, zo geeft hij ruiterlijk toe. 'Aan mijn eerste jaar hier heb ik gemengde gevoelens overgehouden. Het begin was nog goed, maar toen kreeg ik last van mijn buikspieren. Het duurde al met al zes weken voordat die problemen waren opgelost en tegen die tijd stond er met Adrie Koster een nieuwe trainer voor de groep. Dat maakte het moeilijk om terug te komen, want Adrie had inmiddels een favoriete opstelling in zijn hoofd en had nog nooit met mij gewerkt.' De 14-voudige Zweeds international probeert te allen tijde positief te blijven, ook sinds hij onder het bewind van Marco van Basten weinig aan spelen toekomt. 'Het is natuurlijk niet leuk als je van Ajax te horen krijgt dat je in principe naar een andere club mag uitzien. Maar zo is voetbal. Positieve momenten en negatieve momenten wisselen elkaar af. Je moet sterk in je kop zijn om daar mee om te kunnen gaan. Ik probeer hard te trainen, goed mijn best te doen en de wedstrijden van Jong Ajax te gebruiken om me alsnog in de kijker te spelen.' Het is wijsheid die met de jaren is gekomen. Twaalf jaar geleden debuteerde Kennedy in de Zweedse eerste divisie, bij Assyriska Föreningen. Zijn vader Benyamin was in 1974 mede-oprichter van de club, die aanvankelijk bedoeld was voor voetballers uit de omvangrijke Assyrische gemeenschap in Södertalje, een stad in de buurt van Stockholm. Maar As syriska FF ontwikkelde zich gaandeweg tot een volwaardige vereniging, die zelfs een seizoen (2005) actief was op het hoogste niveau, de Allsvenskan. 'Behalve oprichter was mijn vader ook spits en topscorer van het eerste elftal. Hij heeft de opmars vanuit de laagste klasse naar de eerste divisie helemaal meegemaakt,' vertelt Bakircioglu junior. 'Wellicht keer ik er ooit nog eens terug om mijn carrière te beëindigen.' Met een combinatie van trots en bescheidenheid spreekt hij over zijn Assyrische identiteit, over zijn volk dat uitwaaierde over de wereld sinds het leven ze in Turkije vrijwel onmogelijk werd gemaakt. Thuis spreekt hij nog altijd de klassieke taal van zijn voorvaderen (Aramees) en houdt hij oude tradities in stand. Religie hoort daar ook bij. 'Ik ben Syrisch-orthodox opgevoed. Sinds een paar jaar ga ik weer naar de kerk en voor de wedstrijd neem ik altijd even de tijd om te bidden. Als we het veld op lopen, sla ik een kruisje. Ik heb daar baat bij, ik voel dat Hij me helpt om sterker uit moeilijke periodes te komen. Maar tegelijk heb ik respect voor iedere manier van geloven. Het moet iets persoonlijks zijn.'

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 2009 | | pagina 9