Tegen de
profs
Het is iets heel anders om als
amateurs tegen professionals te
spelen dan andersom. En dan
heb ik het niet over de oefen
wedstrijden aan het begin van
het seizoen, waarin de ama
teurs vrijwel ongetraind aantre
den tegen de door de geweldi
ge trainingsintensiteit vermoei
de betaalde jongens.
Ik heb het over wedstrijden waarin
het er om gaat. De bekerwedstrij
den. Wanneer de profclub een
amateurclub uit de lotingsbokaal
tevoorschijn ziet komen, is er spra
ke van opluchting maar er hangt
ook een rommelig gevoel in de
maag. Je hebt niets te winnen. Je
weet dat je concentratie vermin
derd omdat het om een amateur
club gaat, om spelers waarvan je de
namen meestal niet kent. Tegen die
verminderde concentratie is haast
niet te vechten, hoezeer de trainer
ook zal proberen om de scherpte te
stimuleren. Maar het is kunstma
tig, de scherpte moet worden aan
gepraat.
Uit de koker
In de kleedkamer van de amateur
club wordt heel anders gereageerd
op de loting. Oh, een profclub! Die
kans zat er in, natuurlijk, maar
wanneer er inderdaad een profclub
uit de koker kwam, was je gevuld
met verwachtingsvolle spanning.
1 o Ooit speelde ik bij DWV. Dat had
zich geplaatst voor het echte beker
toernooi, omdat het jaar daarvoor
het kampioenschap van de hoofd
klasse was behaald. We hadden een
mooi, sterk team waarin ik een
nieuweling was. Uitstekende spe
lers als Johnny de Hoog, Frans
Schuitemaker, Cor Barbé, Jaap
Bloem de keeper, Piet van Blanken
en een trainer die de kunst ver
stond een elftal op te peppen. Dat