met voetballers gevulde auto staat
te wachten. Hij volgt en verderop
sluit een derde auto aan. Daar is
Doetinchem, stil, groen, glooiend,
een spoorweg-overgang onder het
lover, verzonde provincie-kalmte,
wordt bereikt. De colonne bestaat
uit drie auto's.
Heerlijke schoonheid stijgt op uit
het veld van De Vijverberg. Het
veld ligt er als een plaatje bij, je zou
het willen omhelzen. Het is aan het
eind van het seizoen maar dit won
der van een voetbalveld straalt en
geurt en lokt als de verginale voet
balweiden aan het begin van een
seizoen.
Daar zijn de kleedkamers van De
Graafschap, hier is een hand van
de manager, meneer Joop van der
Klink, daar is een hand van de trai
ner van het tweede elftal van De
Graafschap. Hij heet Guus.
Wij krijgen uit-tenues, de
Graafschappers betreden de weide
in hun hemelsblauwe shirts en
witte broeken. En er is een bal. Ik
ruik het gras, ik ruik de bomen, ik
22 ruik de aankomende zomer in die
De Graafschap - Ajax, 3 mei 1998,
1-8. Edwin van der Sar legt de bal
klaar en staat op het punt zijn eerste
doelpunt voor Ajax te scoren.
geuren en ik ben mij er van bewust
dat ik verliefd ben op dit veld met
de lage tribunes. De bomen achter
het doel, de doorsteek naar weilan
den waar koeien met eeuwige ver
bazing kauwend en leunend op
hun poten naar ons voetballers kij
ken.
Twee keer vijfenveertig minuten
gingen voorbij zonder dat er ste
nen in de vijver werden gegooid.
Na het schudden van handen en
het dichtslaan van de kleedkamer
deur stegen wij zwijgend en met
vage beloften weer in de auto. Nog
een blik op De Vijverberg. Het ake
lige trainingsveld aan de ene kant,
het hoogpolig grastapijt ter con
trast daarnaast. Mooie villa's, een
tunnel van lover, een lichtblinking
in een daklijst, de spoorlijn en de
glooiingen, zonnerust in de pro
vincie. Rimpelloze Vijverberg.
David Endt