DROOMSCORE IN
HET VÉLODRÖME
I *^,Iï imi
AJAXOLYMPIQUE
MARSEILLE
KICK OFF
NR. 14-19
De halve-finaleduels tegen
Olympique Marseille waren
voor Ajax de laatste kans
van een evenementrijk sei
zoen nog iets te maken. Na
het desastreuze begin van
het seizoen onder Kurt Un
der had Ajax zich wel weer
knap hersteld, maar de ach
terstand op PSV was te
groot geworden om kam
pioensillusies te koesteren.
Slechts de beker (waarvoor
Ajax' tweede nog in de race
was) en de Europa Cup voor
bekerwinnaars waren nog
aan de orde. Olympique
Marseille toonde de laatste
tijd echter nogal wat ambi
ties: onder de toen nog nog
met een onbezoedeld bla
zoen getooide zakenman Bernard Tapie was er stevig met
geld gesmeten en waren sterren als Papin, Giresse, Genghi-
ni, Klaus Allots en Karl-Heinz Förster in één ploeg samenge
bracht. Een ploeg die speelde in het prachtig gemoderni
seerde Stade Vélodröme. De wedstrijd werd voorafgegaan
door een gloedvolle speech van de voorzitter en een uitge
breide show ter opwarming van het dolenthousiaste pu
bliek. Dat bleek echter niet het gewenste resultaat te heb
ben: Olympique speelde als een natte dweil.
HEER EN MEESTER
Zelfs het opwrijven van de Roemeense scheidsrechter Igna
door oud-tennisser Nastase, een goede vriend van Tapie,
hielp niet: Igna deed een helft zijn best zoveel mogelijk vrije
trappen tegen Ajax te geven, maar gaf het tenslotte ook op.
Ajax was heer en meester en kon al na amper tien minuten
glunderend terug naar de middenstip toen Rob Witschge
koppend een voorzet van Van 't Schip op waarde had weten
te schatten. Kort voor rust werd de aangeboren glimlach
van de Ajax-linksbuiten nog breder toen hij op aangeven
van Danny Blind 0-2 op het bord had geschoten. De wanho
pige trainer Hidalgo be
sloot na de rust Mura in
te zetten in plaats van
Fall, die door Witschge al
le kanten uit gestuurd
was, voerde nog wat an
dere taktische manoeu
vres uit, tevergeefs. Hal
verwege de tweede helft
kreeg l'OM weliswaar zijn
eerste corner (die prompt bij Ajax werd ingeleverd), maar in
de slotfase moest het lijdzaam toezien hoe Dennis Berg
kamp, een paar minuten daarvoor ingezet voor Bosman, de
bal voor de voeten kreeg nadat Larsson een afgeslagen
hoekschop in zijn richting had gekopt. Er volgde een snelle
rush, gevolgd door een schuiver langs de uitgelopen doel-
Het stadion Vélodröme van
Olympique Marseille waar
Ajax in de halve finale van
1988 met 3-0 won.
man Bell en 'Dennis the Menace' had zijn eerste Europa
Cup-doelpunt ter wereld gebracht.
SUCCESVOLLE FRANSE COUNTERS
Met de 3-0 zege hoefde Ajax niet te vrezen voor het verloop
van de return, en bereidde het alvast een feest voor wegens
het behalen van een nieuwe Europa-cupfinale. Maar zoals
kort daarvoor Young Boys niet had willen meewerken aan
een gezellige executie, deed Olympique dat ditmaal even
min. Hidalgo had stevig de bezem door zijn elftal gehaald en
maar zes spelers uit de eerste wedstrijd gehandhaafd. Het gaf
enige verbetering, maar kon toch ook niet verhinderen dat
Ajax veruit de sterkste was in het eerste bedrijf: mede door
het onzekere optreden van doelman Stambouli kreeg Ajax
liefst negen uitgespeelde doelkansen. Alleen Peter Larsson
wist daar, in de 22e minuut, gepast gebruik van te maken:
1-0. Olympique counterde gevaarlijk. Menzo, die Papin had
neergelegd, kreeg de gele kaart voorgehouden terwijl Ajax
langzaam de wedstrijd uit de handen voelde glijden. Na de
rust werd er, met Aron Winter als uitblinker, nog even aan de
teugels getrokken: Witschge, Bosman en Verlaat kregen op
nieuw enkele mooie kansen. De opleving was van korte duur.
Twintig minuten na rust kwam de onontkoombare gelijkma
ker: Papin mocht alleen op Menzo afsprinten en nam met een
lage schuiver door de benen van de Ajax-doelman wraak voor
diens actie uit de eerste helft. In de blessuretijd volgde de
domper. Klaus Allofs, de gehele wedstrijd onzichtbaar, pas
seerde Menzo met een fraai genomen vrije trap-ineens: 1-2.
Ajax stond in de finale, maar het publiek kon er nauwelijks
om lachen. Het hervonden élan had een knauw gekregen.
Tegen KV Mechelen zou er uit een ander vaatje getapt
moeten worden.
Evert Vermeer