AJAX- OLYMPIQUE MARSEILLE FRANSE HAANTJES GESLACHT u O l/l KICK OFF NR. 3- PAG.14 In 1971 had het Franse voet bal weinig om zichzelf over op de borst te kloppen. De gloriejaren van Just Fontai ne en Raymond Kopa lagen alweer een jaartje of twaalf achter ons, en Michel Platini zou nog even op zich laten wachten. Daarom boezemde de naam van l'Olympique de Marseille Ajax niet echt angst in, ondanks de aanwezigheid van de Joegoslavische goaltjes- dief Josip Skoblar, Frans international Gilbert Cress, centra le verdediger Bosquier en de getructe Zweedse spits Roger Magnusson. Het Marseillaanse publiek had de reputatie flink sfeer te kunnen maken, en liet zich dan ook niet onbetuigd toen er in het Stade Velodrome werd afgetrapt. De Fransen start ten voortvarend met een openingsoffensief van twintig mi nuten, dat inderdaad succes opleverde. Een doelpunt van Gress zorgde voor 1-0. Even wankelde Ajax, dat de handen vol had aan de Franse aanvallers. Maar halverwege de eer ste helft had Ajax de zaken onder controle en kwam Olym- pique er gaandeweg steeds minder aan te pas. Hulshoff had Skoblar in de zak. Krol kreeg vat op Magnusson en Ajax kon aan counters gaan denken. DRIE SPITSEN Met drie spitsen had Ajax voor een aanvallend concept ge kozen, en dat leverde resultaat op in de 39e minuut. Een vrije trap op de rand van de zestien meter nadat Cruijff was neergelegd, werd door Piet Keizer op onnavolgbare manier genomen. Met een merkwaardig effect draaide de bal om de graaiende handen van doelman Carnus heen, en Ajax stond gelijk. De tweede helft bleek dat Ajax simpelweg teveel routine in huis had om nog door Olympique te kunnen worden ver rast. In de 58e minuut viel de beslissing, toen Keizer in de diepte speelde, Cruijff zijn bewaker Bosquier er ruim uit- sprintte en Carnus voor de tweede maal passeerde. Terwijl Olympique (ten onrechte) protesteerde voor buitenspel en het publiek met blikjes begon te gooien, realiseerde men dat Ajax met anderhalf been in de kwartfinale stond en Ajax in Frankrijk... Johan Cruijff brengt de verdedi ging van Olympique Marseil le in problemen. Rechts zoekt Arie Haan de diepte. Olympique alleen nog op een wonder mocht hopen. In die return leek dat won der zowaar nog te gebeuren ook, toen Ajax al teveel met de competitiekraker tegen Feyenoord van de volgende zon dag bezig leek te zijn, en Olympique, dat zonder de gebles seerde verdedigers Bosquier en Lopez had moeten begin nen, een gelukje met beide handen aangreep. Arie Haan legde Didier Couecou tegen het gras, en Skoblars vrije trap draaide weg bij Stuy en voor de voeten van Magnusson. De ze speelde door naar Couecou en passeerde Stuy eenvou dig. Ajax was meer verbaasd dan geschrokken en was zo verstandig niet als een kip zonder kop te gaan aanvallen, maar de rust te bewaren. Dat werd beloond toen Keizer na een half uur Cruijff aanspeelde. In plaats van een 1-2 aan te gaan, zoals de verdediging verwachtte, schoot Cruijff zelf. Via een Frans been werd het 1-1. Zes minuten daarna was Swart die scoorde: 2-1. TANDJE LAGER Ajax schakelde een tandje lager en liet Olympique voetbal len. Vooral Magnusson liet zien dat Feyenoord hem niet ten onrechte had begeerd. Halverwege de tweede helft sloeg Ajax echter opnieuw toe, toen Johan Cruijff een pass over dertig meter van Arie Haan met het hoofd achter Carnus legde. En kort voor tijd werd het zelfs nog 4-1, toen Cruijff Keizer in de diepte aanspeelde. De Franse verdediging ver zuimde diens voorzet op te ruimen en van buiten het straf schopgebied nam Arie Haan de bal op de slof. Een paar tussensprints waren voor Ajax genoeg geweest om zich Olympique van het lijf te houden. In de kwartfinale zou dat niet zo zijn, want het lot wees Arsenal aan als het volgende obstakel. En gezien de vechtlust waar het Britse voetbal om bekend stond, zou Ajax dan harder moeten werken. Evert Vermeer

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 1992 | | pagina 14