9 zo snel mogelijk naar Amsterdam te rug, om op de feestvierende Dam te informeren hoe Ajax had gespeeld en zich vervolgens genietend te wente len in de genegenheid van het volk. Na zijn afscheid in 1973, met daarbij enige welgekozen woorden van een zuurkijkende Feyenoord-suppoost Crooswijk die deze functionaris nog in de nationale top-20 deden belan den, vroeg Swart zich onmiddellijk af of hij niet nog wat langer had moeten doorgaan. Per slot was hij pas 35 en had hij pas 603 wedstrijden voor Ajax gespeeld. Hij vraagt het zich nog steeds af. Via VVGA en Blauw-Wit keerde hij al snel weer terug naar De Meer, om daar het zaterdagelftal op poten te helpen zetten. Wekelijks is hij nog in zaterdag-2 te zien, nog even enthou siast, fel en niet tegen zijn verlies kunnend als weleer. Daarnaast speelt hij nog zijn partijtjes bij de oud-internationals, die hem binnen tien seconden op de kast hebben door hem fijntjes te herinne ren aan een wedstrijd waarin hij niet in de basis stond. En tenslotte loopt hij nog dagelijks binnen in het spe lershome waar hij dienst doet als on bezoldigde praatpaal voor de huidige spelersselektie. Sjaak Swart, kortom, heeft zichzelf ontwikkeld tot Neerlands beroemdste oude glorie (aldus Jan Mulder ooit in een column), 's lands meest onver woestbare ex-voetballer, tot Ajax Zelf. Bij zijn vijftigste verjaardag, nu twee jaar geleden, kreeg hij een wedstrijd aangeboden tegen een gelegen heidsteam van binnen- en buiten landse topvoetballers. Het was of-ie nooit weggeweest was, en eigenlijk was hij dat ook niet. Evert Vermeer Sjaak Swart speelde 31 keer in het Nederlands Elftal en in die wedstrijden scoorde "Mister Ajax" 10 keer. Hier zien we de selektie van de kersverse bondscoach Georg Kessler die op 23 maart 1966 zijn eerste Nederlands Elftal zou laten aantreden tegen West-Duitsland. Sjaak, u ziet het, was daarbij. Hier de namen van de Oranjemannen: staand van links naar rechts: Daan Schrijvers, Miel Pijs, Eddie Pie- ters Graafland, Rinus Israel, Piet Fransen, Bennie Muller, Cor Veldhoen en bondscoach Georg Kessler; gehurkt: Sjaak Swart, Klaas Nuninga, Piet Keizer en Coen Moulijn. De Hinde en de Leeuw. Het is niet de titel van een fabel, maar de naam die we geven aan het duel tussen de lichtvoetige Bryan Roy en de PSV-strijder Eric Gerets. Veertien dagen gele den stonden beide spelers weer eens tegen over elkaar met de Ajacied als overtuigende winnaar. vervolg van pag. 7 Op 16 september 1956 kwam zijn kans. In de tweede bekerronde ont ving Ajax de Stormvogels met daarin ondermeer Henk Groot (broer Cees speelde inmiddels in Friesland). De KNVB-beker was maar een bij nummer in die dagen, en beker wedstrijden werden niet zelden afge werkt op dagen dat het Nederlands elftal zijn kunnen vertoonde. Interim-bondscoach Donenfeld had Piet van der Kuil uitgenodigd om za terdagmiddag in Lausanne op de bank te komen zitten en aldus kwam er zondag een plaatsje vrij voor het aanstormend talent. Swart maakte een bescheiden de buut, goed genoeg om enkele keren in het wedstrijdverslag vermeld te worden. De donkerharige Swart was al snel een regelmatige verschijning in Ajax-1, maar pas in 1959 wist hij zich vast in de basis te spelen. Van der Kuil was vertrokken naar PSV en Swart won de race met Jan Seelen om de vrijgekomen rechtsbui tenplaats. Dat seizoen leverde Swart zijn eerste echte landstitel op na de geruchtmakende beslissingswedstrijd tegen Feyenoord in het Olympisch Stadion. In die wedstrijd speelde hij de sterren van de hemel en zorgde hij samen met Henk Groot en Bley- enberg voor de volledige produktie. Toen het volgende kampioenschap zich aandiende, in 1966, was Swart er nog steeds, nu omringd door een unieke generatie Ajax-talent. Bij die nieuwe lichting ook Wim Suur- bier, met wie Swart in het elftal een bijna telepatische band ontwikkelde: ging Willem mee naar voren dan be schermde Sjaak de rechtsbackplaats en omgekeerd. Het was een van de vele automatismen die het Ajax van toen groot maakte. Ook de andere spelers waren zo aan Swart op de rechtsbuitenplaats gewe'nd geraakt, dat er vaak ballen 'blind' op rechts gegeven werden die dan onverander lijk door Sjaak voor de pot werden gegooid Ofschoon hij het tot 31 interlands zou brengen, bleef hij toch bovenal een clubvoetballer. Specialiteiten waren ontmoetingen met Feyenoord, Sjaaks favoriete vijand. Zo ver cultiveerde hij zijn afschuw van de Rotterdammers dat hij weigerde De Volkskrant in zijn winkel te verkopen, omdat die teveel partij zou kiezen vóór Feyenoord en tegen Ajax. Toen Theo van Duivenbode in 1969 naar Feyenoord vertrok werd hij nog lange tijd door Sjaak met een lichte blik van walging bekeken. Deze gezonde hekel deed hem vaak scoren tegen de aartsrivaal, meestal koppend en liefst vlak voor tijd. Ook in de Europa Cup toonde Sjaak zich op zijn best en fanatiekst. Hij was er al bij toen Ajax in 1957 de buteerde, had zich veel voorgesteld van de finale in 1969 tegen Milan en zou in 1971 dan eindelijk de beker binnenhalen. Met wrede zakelijkheid werd Swart in de rust van de finale op Wembley door Rinus Michels ge wisseld. Een beslissing die Swart uiteraard fel aanvocht (en nog steeds aanvecht) en wekenlang uit zijn hu meur bracht. Een jaar later haalde Sjakie zijn gram tegen Inter Milaan. Hij scoorde zelfs, maar deed dat met de hand, en Swart was nu eenmaal geen Maradona. Ditmaal haalde Sjaak wel het einde van de wedstrijd. Na de bekeruitreiking en de festivitei ten in De Kuip reed Sjaak vervolgens

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 1990 | | pagina 9