De 22 landstitels van Ajax: Toen op 1 mei 1977 Jaap van praag breed grijnzend het veld van het Olympisch Stadion opstapte om zijn ploeg persoonlijk te feliciteren met het laatste landskampioenschap uit zijn ambtsperiode en het eerste sinds de 1977 glorierijke jaren in het begin van het decennium, was er alle reden tot tevredenheid. Ajax immers had met het behalen van die landstitel de terugval afgewend die vrijwel alle Europese toppers op een of ander moment te verwerken hadden gekregen. Dat was Ajax bespaard gebleven, maar toch was de kampioensjubel van 1977 niet overdreven groot te noemen. Voor het verwende Amsterdamse publiek sprak het spel van Ajax dat jaar niet echt tot de verbeelding. Na 1973 was het gouden Ajax beginnen af te kalven, te beginnen met het vertrek van Johan Cruijff naar Baqrcelona. Sjaak Swart was met pensioen, Piet Keizer had zich door technisch direkteur Hans Kraay dermate geschoffeerd gevoeld dat hij uit eigener beweging was opgestapt, korte tijd later gevolgd door Arie Haan. Ook Neeskens, Rep en Gerrie Mühren waren richting Spanje vertrokken. Met dat al waren slechts de verdedigers Suurbier, Hulshoff en Krol nog over van de gouden ploeg. Daaromheen waren nuttige, maar niet overdreven creatieve spelers aangetrokken als Schoenaker, Notten, Erkens en Dusbaba, en was er het aanstormende maar nog wat jonge talent van Frank Arnesen, Soren Lerby en, later dat jaar, Simon Tahamata. Tenslotte waren in de voorheode de gave maar wat onberekenbare technicus Tschen-la-Ling en FC Twente's voormalige goudhaantje Johan Zuidema de nieuwe namen, vergezeld van het Hoofd: Ruud Geels, weggepeuterd bij FC Brugge. Vooral hij zou het landskampioenschap gestalte geven. De kop van een landelijk dagblad daags na het behalen van de titel luidde 'Geels Kampioen', en dat vatte het seizoen aardig samen. De kalende spits schoot hoogst persoonlijk 34 van de 62 treffers dat seizoen in de touwen, ruim de helft dus. Voor de nieuwe coach bij Ajax, de Joegoslaaf Tomaslov Ivic, was er van geen andere keus met dit mengsel an stijlvolle verdedigers, waterdragers en jeugdig talent dan op resultaat te spelen en geen overdreven risico's te nemen.. De voetbalprofessor werd veel bekritiseerd dat jaar, maar kreeg, zoals iedere winnende coach, tenslotte het gelijk aan zijn kant. De concurrentie kwam dat jaar vooral van aartsrivaal Feyenoord, en in mindere mate van de regerende landskampioen PSV en de nouveau riche van het betaalde voetbal, AZ '67. Die laatste twee werden door Ajax al direct op achterstand gezet: AZ werd, met in de hoofdrol een schitterende Ling die genoot van het duel met Hugo Hovenkamp, in eigen huis in een helft naar een 0-3 nederlaag gespeeld en PSV was een week later het slachtoffer door een treffer van Geels. Dat Ajax na een paar wedstrijden niet aan de leiding ging, kwam door een tweetal verrassende nederlagen: 2-0 bij het weinig aansprekende Haarlem en thuis met 1 -3 tegen Sparta. Na twaalf wedstrijden, leidde Feyenoord het veld met 21 punten, met Ajax op twee punten achterstand, en Roda op drie. Een probleem dat dat seizoen voor het eerst werkelijk de kop opstak, was dat van het vandalisme. FC Utrecht had de bedenkelijke eer voor de eerst uitgesproken moeilijkheden in De Meer te zorgen. Nadat al voor de wedstrijd enige onvolwassen geesten zich van hun kinderlijkste kant had laten zien, begonnen de problemen pas goed toen Ajax bij een 4-0 voorsprong kort voor rust een strafschop te nemen kreeg. Aangezien de stukken reclamebord Ruud Geel om de oren vlogen, achtte scheidsrechter Van Ettekoven het raadzaam de ploegen naar de kleedkamer te fluiten. Na een kwartiertje knalde Geels alsnog de penalty in, en liep Ajax tenslotte Piet Schrijvers was in het seizoen 1976-1977 met 26 tegendoelpunten de r in de Eredivisie. keeper 8

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 1988 | | pagina 8