Spaanse historie van Ajax
fff
Hlmmm
11
Met de komst van Malmö FF naar
Amsterdam in de kwartfinale van
het Europa Cup-ll-toernooi werd
het aantal landen dat nooit een
tegenstander voor Ajax in EC-
verband leverde met één vermin
derd. Van Real Zaragoza kan dat
niet gezegd worden: Spanje heeft
in Ajax' rijkgevulde Europacup
verleden diverse keren voor een
interessante tegenstander gezorgd,
en de Iberiërs hebben een stevige
bijdrage geleverd aan de helden
daden waarop de ploeg uit De Meer
kan bogen.
Voor de eerste ontmoeting keren we
terug naar de periode waarin Ajax
internationaal nog slechts bij een
betrekkelijk kleine groep voetballief
hebbers een naam met een vervaar
lijke klank had. De Spaanse
vertegenwoordiger in het toernooi der
landskampioenen 1967-1968 daaren
tegen gold als het sterkste clubteam
van Europa. En hoewel de ploeg na
het vertrek van coryfeeën als Di
Stefano, Puskas en Del Sol duidelijk
over haar hoogtepunt heen was,
bracht de loting Ajax - Real Madrid
het hoofdstedelijke voetbalpubliek in
vervoering. Ajax immers had het jaar
tevoren Liverpool, toch ook niet mals,
vernederd, en kansen tegen de
Madrilenen werden dan ook zeer wel
aanwezig geacht.
Op 20 september 1977 zagen 55.940
paar ogen hoe Ajax dapper streed,
maar Real niet op de knieën wist te
dwingen. Een jeugdige Johan Cruijff
scoorde na twintig minuten, maar
Pirri egaliseerde de stand een
kwartiertje later, en verder liet Real
het, ondanks een Amsterdams
overwicht, niet komen.
Sensatie
De return, drie weken later, leverde
sensatie genoeg op. Ajax hield lang
stand, maar leek na een doelpunt
van Gento -die in Amsterdam afwezig
was geweest- toch geslagen. Tien
minuten later echter kopte Henk
Groot uit een vrije trap de bal fraai
en verrassend achter doelman
Junquera. Verlengen was derhalve
het parool, en al na enkele minuten
leek Ajax de sensatie van het
toernooi uit te halen toen Johan
Cruijff alleen voor de Spaanse
doelwachter verscheen. In zijn haast
schoot Johan echter, in plaats van
kalm zijn hoek te kiezen, tegen
Junquera aan.
Deze misser zou Ajax duur te staan
komen. Weliswaar regeerden de
roodwitten de wedstrijd, maar het
was tenslotte Veloso die namens
Real de nekslag uitdeelde met een
afstandsschot waarvan vriend en
vijand moest toegeven dat het van
grote klasse was. Niettemin had de
manier waarop Ajax het grote Real
Madrid gedurende een groot deel
van de wedstrijd zijn wil had
opgelegd, grote indruk gemaakt.
Een seizoen later zou Ajax in het
Bernabeustadion terugkeren, maar
dit keer waren de enige Spanjaarden
die eraan te pas kwamen het
arbitraal trio: op 28 mei 1969 speelde
Ajax zijn eerste Europacup-finale
tegen het ervaren AC Milan, dat
onder leiding van Gianni Rivera
glimlachend over de debutant
heenliep. Het werd 4-1 door drie
treffers van Pierino Prati en één van
Angelo Sormani. Slechts Vasovic
kon, vanaf de elfmeterstip, Ajax aan
een doelpunt helpen.
Rivaal
Twee jaar moest Ajax wachten op
een tweede kans op de Europa
Cup. Ditmaal werd de finale
gehaald over de rug van een
andere grote Spaanse club:
Atletico de Madrid, stadgenoot en
rivaal van Real. In een niet uit
verkocht stadion was Irureta de
speler die de enige treffer liet
aantekenen in een wedstrijd die
verder stof deed opwaaien doordat
de met Barcelona flirtende Johan
Cruijff voor het eerst in zijn leven
wegens falen uit het veld werd
gehaald.
In de return maakten zowel Cruijff als
Ajax de teleurstellende eerste partij
meer dan goed, al was een klein
beetje geluk daarbij behulpzaam. Na
zeven minuten werd Piet Keizer op
onsmakelijke wijze gevloerd door ene
Eusebio, niet te verwarren met diens
Portugese naamgenoot. Zwijgend
nam Piet zijn aanloop en slechts het
Spaanse net voorkwam dat de bal
pas in Buitenveldert werd
teruggevonden. Zeer lang bleef het
bij dit ene doelpunt, tot Wim Suurbier
tenslotte een van zijn onberekenbare
schoten afleverde. Even voor
doelman Rodri stuiterde de bal tegen
een graspol, en de Spaanse goalie
greep dan ook wanhopig mis: 2-0.
Daarna was het gedaan met de
tegenstand, en Neeskens kon de
stand nog naar 3-0 tillen. Ajax in de
finale, en op Wembley werd de beker
eindelijk binnengehaald.
Die prestatie werd in 1972 herhaald,
en bij de derde poging stuitte Ajax
opnieuw op Real Madrid, dat inmid
dels veel van zijn glans had verloren,
maar nog altijd namen als Pirri, Zoco
en Amancio in de ploeg had. Kort
voor tijd in Amsterdam leek Ajax de
strijd beslist te hebben door twee
treffers van de verdediging, van
Hulshoff en Krol, maar de geslepen
Pirri wist in de slotfase nog 2-1 te
scoren. In de return bleek echter
hoezeer Ajax de Europese top
beheerste. Real werd bekwaam
weggetikt door een Ajax dat zijn
zelfvertrouwen belichaamd zag in
Gerrie Mühren. De balvaardige
Volendammer scoorde vijf minuten
Op 25 april 1973, de verjaardag van Johan Cruijff, speelde Ajax een magistrale wedstrijd
tegen Real Madrid in het Bernabeu-stadion. Ajax won met 1-0 door een doelpunt van
Gerrie Mühren. Op de foto een beeld van die wedstrijd. Johan Cruijff gaat zijn bewaker
Benito uitspelen, terwijl van links naar rechts Real-aanvoerderZocco, Pirri en Ruud Krol
toekijken