DE TERREUR VAN STUDIO SPORT
U kent de heer Smeets wel, de man die op heel wat .zondag
avonden Studio Sport presenteert. De man die dat doet me
een gezicht alsof hij examen moet doen. Dat gezicht voorspelt
nooit veel goeds. De ernst druipt ervan af.
Maar wat wil je ook als je bijna elke week alle spelers moet
opsommen die een gele of rode kaart hebben gekregen, vaak
moet vermelden dat er weer minder toeschouwers geweest zijn
en ook vaak moet zeggen dat er zich weer ergens wat
supporters hebben misdragen.
Moet dat dan allemaal? Nee. Het aantal kaarten dat worm
uitgedeeld zegt heel weinig van wat er in een wedstrijd gedaan
is: gevoetbald; en voor dat laatste zet ik mijn teievisie aan.
Bovendien valt het mij op dat het gezeur over binder toeschou
wers heel vaak te horen valt op zondagen waarop het bar slech
weer geweest is. Vergelijken met andere wedstrijddagen dat
de Smeetsen zo graag doen, heeft dan weinig zin. Zelfs ik blijf
bij slecht weer liever thuis. _iQr
En het vermelden van supportersrellen zegt Js <wer het
merendeel van de wedstrijden, waar niets is gebeurd^Smeets
en de zünen bewerken alleen maar dat al degenen die ruort
(meer) naar een voetbalwedstrijd gaan telkens weer zeggen,
zie je wel.
Het laatste is gevaarlijk. Daarmee zou je weieens mensen
kunnen thuis houden. Daarmee is het voetbal geenszins
gebaat. In Vlaanderen bv. hebben ze dat door. Wat ze daar op
radio en televisie zeggen gaat over voetbal en nauwelijks over
kaarten toeschouwers e.d Ook zie je daar op de televisie niet
een minuut lang hoe een speler opgelapt wordt en ze herhalen
er ook niet driemaal een aanslag op iemands enkels, eenmaal is
genoeg want we zijn hier voor het voetbal, want dat is nog
steeds mooi.
Nee het is allemaal zo erg niet als de Smeetsen het doen
voorkomen. Voetbal is een sport waar je als vrouw nog in je
eentje 's avonds naar kunt gaan kijken. Zeg dat maar eens
tegen uw buurvrouw, die in u waarschijnlijk een potentele
misdadiger ziet omdat ze u weieens naar een voetbalwedstrijd
ziet gaan. Zij kan dat echter ook niet helpen zolang er
Smeetsen zijn.
H. OOIEVAAR
29