6 HET PARCDL
yimateurisme
Ik ben voorstander van het amateurisme, maar het verzakelijkte en
gereglementeerde amateurisme waarnaar wij afgegleden zijn en
waarschijnlijk wel móésten afglijden is niet het amateurisme van
mijn hart, het moet naar mijn smaak te veel bij elkaar gehouden
worden door een stevig corset van reglementen, versterkt met extra
zware straf-baleinen.
Reeds in ons gedenkboek heb ik op de laatste pagina's van de ge
schiedenis van Ajax er op gewezen, dat onze clubs amateuristische
eilandjes zijn geworden in een commercieel geleide wereld en dat ver
plicht de leiders van de voetbalclubs óók en soms zelfs helaas in de
eerste plaats - commercieel te denken. Dat leidt dikwijls tot een druk
op de spelers in de zin van: „We móéten kampioen worden"; „We
mógen niet degraderenEn uit dit „moeten en niet mogen" is' o.a.
de mental-training in georganiseerde vorm en het stopper spil-systeem
geboren. De groei van de voetbalsport tot kijkspel voor de grote
massa heeft geleid tot grote geldomzet en grote verantwoordelijkheid,
die èn aan de leiders èn aan de spelers eisen stelt, die uitgaan boven
hetgeen men redelijkerwijze van amateurs mag verlangen.
Dat alles is nog tot daar aan toe, tenslotte kan men voor de eer 9
bedanken. Maar het ergste is de toenemende verzakelijking en regle
mentering, die spelers dwingt te blijven spelen voor een club, waarin
ze zich niet meer thuis voelen, die het spelen van een zomêravond-
wedstrijd in een badplaats gevaarlijk maakt, die Abe Lenstra verbiedt
in Leerdam in een wedstrijd als scheidsrechter te fungeren. Kortom al
die dingen die, zoals ik al eens eerder schreef, ons amateurisme maken
tot een mooie fiets, blinkend van lak en nikkel en waarop je dan zó
moet passen om stelen of beschadiging te voorkomen, dat het genoegen
er van denkbeeldig wordt.
En wat de toenemende verzakelijking betreft, daarbij gaat het mij er
niet om, of hier of daar een functionaris of speler een lunch berekent,
terwijl hij z'n eigen meegebrachte broodjes heeft verorberd, dat zijn
individuele schoonheidsfoutjes, die het ideaal van amateurisme in het
algemeen niet raken.
Maar verzakelijking noem ik wèl als men extra-belangrijke wed
strijden in een stadion gaat spelen om de hogere recette en als de
bond zoals bij kampioenswedstrijden het geval is dan van die
hogere recette niet alleen de 11 percent K.N.V.B.-heffing verlangt
van hetgeen de club ontvangt, doch ook de club laat betalen over het
aandeel dat het stadion incasseert. De veelgesmade heer Lieftinck be
last ten slotte nog alleen maar het inkomen, dat je genoten hebt en bij
hem mag je de huur voor de winkel nog als bedrijfskosten aftrekken!
Als vroeger „Pericles een uitnodiging zond aan „Euripidus" om een
wedstrijd te komen spelen, werd er over „condities" niet of nauwelijks
gesproken. Men nam aan en dat klopte vrijwel altijd dat de
tegenpartij t.z.t. tot een tegenbezoek bereid zou zijn.
Nu worden de voorwaarden vooruit vastgelegd en gaat men zelfs
zo ver, beide wedstrijden fifty-fiftyte spelen, omdat één van de
twee óf grotere tribunes heeft, of meer belangstelling trekt.
Toen na het einde van de gewone competitie in het afgelopen sei
zoen, de nummers twee van de eerste klasse een onderlinge competitie
wensten te spelen onder auspiciën van onze K.N.V.B., ging de bond
daarop in, mits de clubs accoord gingen met een heffing van 11 per
cent, waarvoor de betrokken clubs pasten. De bond is er dus niet meer
voor de clubs, dóch de clubs zijn er voor de bond.
Dit alles zijn voor mij symptomen van een verzakelijktamateuris
me, dat mij niet sympathiek is. Haarlemse clubs speelden b.v. hun
kampioenswedstrijden n.b. in het Amsterdamse Stadion!
Natuurlijk zijn er ook andere voorbeelden, was er bij voorbeeld een
Zeeburgia, dat niet de promotie-de gradatie-wedstrijden ging spelen in
een stadion, met prijsgeving van het sportieve voordeel van eigen terrein.
Zo iets geeft de amateur-burger weer moed.
Maar in het algemeen wordt naar mijn mening het amateurisme fijn
gemalen tussen de zakelijke, financiële molenstenen.
(Adé, alias A. Desmit, in het Ajax-clubnieuws.)