De VREUGDE aan de SPORT. léés die k/ttntf 3 Waarom wordt sport beoefend? Sportbeoefening is gezond, sterkt het lichaam, de geest, bevordert karaktervorming, verhoogt de werkkracht, komt heel een volk ten goedeenfin sport kan een zegen zijn. Maar behoudens enkele speciale uitzonderingen van oudere sportbeoefenaren wordt er door de jeugd stellig geen sport beoefend, omdat het zo nuttig, lichaam-sterkend en karakter vormend is. De jeugd beoefent sport omdat zij het prettig vindt: sport en spel bieden gelegenheid tot ontspanning en vermaak, een kans om zijn jonge energie bot te vieren en zich uit te leven. Zo is vooral ook voetbal een kostelijk vermaak voor de jeugd. Wie in zijn jeugd de vreugde van deze sport, of een soortgelijk openlucht (partij-) -spel heeft moeten ontberen, is héél veel te kort gekomen, hij mist de grote voordelen, die dat spel spelenderwijze biedt en hij mist tevens voor later leven een schat van kostelijke herinneringen. Maar nogmaals: ook daar denkt de jeugd geen moment aan, als zij zich overgeeft aan de voetbalsport. Men moet maar eens gaan kijken, als de jongens op straten en pleinen hun partijtje voetbal ten beste geven, met van vreugde en opwinding verhitte gezich ten, men moet eens een kijkje gaan nemen bij de wedstrijden van junioren en adspiranten, en bovenal: neemt U nu reeds voor met Pasen te gaan kijken naar de jaarlijkse schoolwedstrijden van de A.V.B., dat kostelijke voetbal-festijn van de jeugd uit alle klassen der bevolking, waar de oprechte vreugde in het spel hoogtij viert! Maar bestaat die volkomen overgave aan het spel,- dat zich vreugdig „in de strijd werpen", al het andere vergetende voor die paar uurtjes van voetbal- „genot", bestaat die verkwikkende en reine vreugde óók nog bij de wedstrijden der oudere jeugd, zoals deze tegenwoordig geworden zijn, behalve tot kracht metingen in een bepaalde tak van sport, ook tot kijkspelen, tot vertoningen voor het publiek? Naar mijn mening is er van die zuivere vreugde om het spel bij de rijpere sportjeugd wel het een en ander verloren gegaan. De krachtmeting is te zeer geworden een harde strijd om de inzet van het spel. De competitie, de langdurige kamp om de punten, van welks resultaat het wel en wee van de club veelal af hangt, is als het bederf, dat insluipt in de reine sfeer van de zo juist geschilderde jeugdsport. Groot is ook nu de begeerte om te winnen, doch veel minder groot de vreugde aan het spel. Maar è.1 te vaak ziet een speler tegenwoordig tegen een wedstrijd op. Het zijn niet allen prettige wedstrijden, het zijn lang niet allen genoeglijke tegenstanders, die men ontmoet. Men speelt meestal tegen felle knapen, die men niet eens persoonlijk kent en die maar één doel hebben: winnen, winnen, winnen! De punten moeten veroverd worden, anders wordt men geen kampioen, of anders degradeert men, degradeert de hele club, met alle boze gevolgen van dien. Kijk, die felheid, die hardheid in denkwijze, dat is de mentaliteit van het competitie-voetbal in de topklasse, dat is de oorzaak, dat het spel, de wedstrijd zelf, voor de spelers dikwijls allesbehalve een vreugde en een ontspanning is, in elk geval in verschillende gevallen niet onbelangrijk afbreuk doet aan de vreugde van het spel. In de meeste gevallen beleeft de kijker meer plezier van de wedstrijd dan de speler! Diens plezier komt in de regel pas na afloop. Als tenminste de nederlaag niet te zeer drukt! Ik geloof, dat wanneer men het amateurisme handhaven en zelfs rein maken wil, dat er bovenal naar gestreefd moet worden, dat die vreugde in het spel voor de spelers weer volledig terug keert, dat men niet meer opziet tegen het spelen van bepaalde wedstrijden, dat men waardering en vriendschap koestert voor zijn tegenstanders. Waarom is dat in verschillende andere takken van sport wèl mogelijk en bij voetbal niet? Het verloren gaan van de ware vreugde in het spel is mede één van de oor zaken, dat in de gehele wereld professionalisme is ontstaan. Vóór dat verlies, kwam de speler een compensatie toe in de vorm van materieel voordeel. Voor het lichamelijke risico was een tegemoetkoming noodzakelijk, de wedstrijd met alle risico en hardheid, eiste ook voor de executant een beloning. Willen wij hier onze huidige vorm van gereglementeerd amateurisme handhaven, dan moet men terug naar de prettige wedstrijden, waarin het zuiver om het spel gaat en slechts bijkomstig om de knikkers. We spelen thans om een te hoge inzet, het moet weer een spel worden om de vreugde van dat spel, uitsluitend daarom. J. HOVEN.

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 1950 | | pagina 3