HET PARGOL 4 Amsterdamse Internationals hebben er zin in J Vier Amsterdammers stappen morgen op de boot, die hen over het Kanaal zal brengen. Woensdag steken zij zich in Newcastle in het Oranjeshirt en spelen met het Nederlands elftal tegen het Engelse B.-team. Er zullen er waarschijnlijk zrjn, die zich afvragen, of dat wel een prettig vooruitzicht is, maar laten ze het in hun eigen belang niet vragen aan Joop Stoffelen, Cor van der Hoeven, Wim Lakenberg of Jan Potharst. Zij vinden het alle vier prachtig, en voelen zich alleen maar dolgelukkig, dat ze juist voor deze wedstrijd tegen elf Britse groot voetbal-meesters, zijn gekozen. Ze willen er geen kwaad woord van horen. Wat anders. Zoek tussen die zoveel honderdduizend lieden op een dag in de week juist deze vier mensen eens op. Je wandelt naar de Houthaven, om daar te horen, dat Jan Potharst, die „in het hout zit", sinds Maandag met een auto door Gelderland toert. Hij is reiziger geworden. „Komt U Zaterdag maar even langs, dan is ie er wel." Dank U. Jammer, dat de persen van Drukkerij „Grafica" zo lang niet kunnen wachten. „Tussen twaalf en één is mijn man in de Berenstraat!" Dat lijkt op geluk. En klokslag half één stapt loodgieter Cor van der Hoeven zijn winkel Beren straat 9 binnen. Hoed op, overall aan en bril op. Je staat even vreemd te kijken. Zo met een gezicht van: Is dat nou dat kereltje, dat, van de tribune af gezien, niet meer dan een uitgebreide dwerg is. Tussen het solderen van een braadpan- van-de-buurvrouw-aan-de-overkant en een dakkarweitje in de Paramaribostraat door, vertelt de Ajacied (nu 28 jaar), die eerst zo'n twaalf seizoenen voor D.W.S. uitkwam: „In 1946 heb ik ook al getraind in Den Haag, maar verder dan het B.-elftal heb ik het toen niet gebracht. Nu heb ik eindelijk bereikt, wat ik wilde. Ik zal er voor vechten om er in te blijven. En wij hebben er met zijn elven alles voor over om in Engeland een goed resultaat te bevechten. We zullen het die Engelsen zo lastig mogelijk maken!" Waar is Joop Stoffelen? Met Van der Hoeven rijden we half Amsterdam door. We komen terecht bij Hulscher in de Halve Maansteeg, waar je tussen 12 en 2 half Ajax kan vinden. Vandaag is het er leeg. Alleen Theo Brokmann staat er in de Ajax-hoek. „Joop is hier vandaag nog niet geweest." De verklaring vinden we in de Plantage Parkstraat. De nieuwe aanvoerder van het Nederlands elftal ligt in ochtendjas in een diepe crapeaud. Ziek „Maar er kan gebeuren wat wil, Zondag speel ik mee tegen D.W.S. en Maandag ga ik fit naar Engeland." Wat kan een mens alleen van het praten over voetballen al een stuk opknappen! „Dit wordt de achtste interland-wedstrijd. Maar ik ben er al twaalf of dertien keer als reserve bij geweest. In Huddersfield zat ik ook op het bankje. Tussen haakjes: dat was de leerzaamste wedstrijd, dit ik ooit gezien heb. Ik heb lang moeten wachten, voordat de K.C. me weer opstelde. Het moest er toch eens weer van komen. Ik heb er zin in. Van Zweden zouden we ook vast en zeker verliezen en we wonnen. Nu gaan we, volgens iedereen, een dikke nederlaag halen in Engeland. Als we verliezen, wordt het voor mij de eerste keer, want ik heb als speler met de Oranje-ploeg nog nooit verloren!" Naar Lakenberg heb je niet te zoeken. Wim zit in de kelder van het Nationaal Luchtvaartlaboratorium aan de Sloterweg. Hij geeft er het materiaal af, dat anderen nodig hebben om de instrumenten te kunnen maken, die de luchtvaart veilig maken. Hij is straks de enige échte Fries in de nationale ploeg, omdat zijn wieg toevallig in Sneek stond. (Roosenburg is maar Haagse export.) Mogelijk troost het de Friezen in hun Lenstra-leed. Wim heeft 249 wedstrijden voor N.E.C. gespeeld, stond van zijn vijftiende jaar af in het eerste elftal van de Nijmegenaren, maar toen ze in de Keizerstad hoor den van zijn overschrijving naar Blauw Wit („ik had een betrekking gevonden bij dit Laboratorium") zei de elftal-commissie: „Je bent niet goed meer voor het eerste elftal." „Ik ben ook meegeweest naar Huddersfield, als reserve. Op 7 April 1947 speelde ik mijn eerste interland-wedstrijd als rechtsbuiten tegen België. Maar ik had nog nooit van mijn leven op die plaats gespeeld en stond er dan ook meteen weer naast. Of ik na de proefwedstrijd van vorige week Woensdag dacht weer te zullen worden gekozen? Neen. Ik wilde niet eens luisteren naar de radio van elf uur. Alleen omdat mijn vrouw me er zo half en half toe dwong, bleef ik op. Toen ik hoorde, dat ik gekozen was, kon ik niet slapen van blijdschap." Wie twijfelt er nu nog aan, of deze mannen wel een prettig vooruitzicht hebben. Ze zijn bovendien lang niet zo pessimistisch als „men". Ze zullen er voor vechten, geloof dat. Om het met Lakenberg te zeggen: „De Engelsen zijn er op gebrand, ons een zo groot mogelijke nederlaag toe te brengen. Wij willen het beste resul taat bereiken, dat te bereiken valt." Aan die vier Amsterdammers zal het Woensdag niet liggen. Dat kunt U van ons aannemen! BERT PASTERKAMP.

AJAX ARCHIEF

Programmaboekjes (vanaf 1934) | 1950 | | pagina 12