Het land van de reizende mens Historie Onze gewaardeerde historicus Evert Vermeer was erbij, in 1995 toen Ajax in Tokio de Wereldbeker voor Clubteams veroverde. Tijdens de terugvlucht mocht hij, met vele andere supporters het net veroverde kleinood in handen nemen. De Wereldbeker. Daar speel je niet elk jaar om. Sterker: daar speel je bijna nooit om, want dan moest je eerst de Europacup (of Champions League) winnen en dat is al een kunst. Wel helemaal in Tokio, dus even vliegen en het kost een paar centen, maar goed, je wilt er toch bij wezen. Tokio is overweldigend. Bij verkeersproblemen maken ze een snelweg dwars door de stad, als dat niet genoeg is bouwen er ze een tje bovenop en voor ons hotel lagen er drie bovenop elkaar. Je moet er niet aan denken dat ze ons dierbare Amsterdam zo behandelen, maar ze denken daar wel in oplossingen. Een paar dagen wat toeristisch rondneuzen in een Tokio, dat hier en daar aandacht aan de wedstrijd besteedde (in de etalage van een sportwinkel keek ik recht in het gelaat van Cor Lems, die me op video aanstaarde), af en toe wat goedgeluimde Grêmio-fans groeten, maar het ging natuurlijk om de wedstrijd. In een stervens koud Olympisch Stadion, dat vooral vol zat met Toyota-per- soneel dat door de baas bedeeld was met rode (Ajax) of blauwe (Grêmio) petjes en met rijsthapjes die nog even snel weggewerkt wer den voor de wed strijd begon. Dat zie je niet in de Kuip. Ze deden hun best, maar konden niet verbloe men dat het ze eigenlijk niet zoveel uitmaakte wie er won. En eerlijk gezegd: de wedstrijd werkte ook niet mee. Een zenuwslopende 0-0 met een zenuwslopende verlenging en een zenuwslopende straf- schoppenserie: hard werken voor een Ajacied. De laatste strafschop van 'onze eminente aanvoerder' zullen veel aanwezigen pas in de her haling gezien hebben, want veel slopender momenten zullen er niet geweest zijn. De Wereldbeker kon een aardigheidje zijn, je wilde hem wel hebben: PSV miste hem ooit en dat zit ze nog steeds niet lekker. De terugreis was weer een avontuur op zich: de spelersselectie reisde bovenin het dubbeldekstoestel, wij stervelingen beneden. Louis van Gaal was al even beneden geweest met de beker, zodat we hem alle maal even konden knuffelen, ook de verdwaalde Japanner die waar schijnlijk niet goed wist wat dat voor ding was, maar wel dat het iets bijzonders moest wezen en er dus voor de zekerheid ook maar mee op de foto ging. Na drie uur vliegen bleken we plotseling rondjes te draaien: vergeten toestemming te vragen over Rusland te vliegen. Lang verhaal kort: na zes uur vliegen stonden we weer in Tokio, waar de zaken geregeld werden. Gelukkig hadden we toevallig een reservepiloot aan boord, de bar bedienden we zelf wel, en niemand krijgt een verse wereld kampioen uit zijn humeur. Dat kostte ons wel een aardigheidje: over het feestende Museumplein vliegen en groeten met de vleugels, wat normaal niet mag. De menigte was allang weg toen we om drie uur 's nachts op Schiphol stonden, met een bos excuusbloemen van de KLM in onze armen en het onverwoestbaar enthousiaste hoofd van staatssecretaris Erica Terp stra bij de gate. De volgende dag werd er alsnog gehuldigd, maar toen lagen velen van ons nog te snurken. Evert Vermeer

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 2020 | | pagina 5