Genieten op de Toekomst Langs de Zijlijn Belofte van een rampjaar In de schaduw van het grote geweld viert Ajax Zaterdag 4 een bijzondere jubilaris: Ron Dijkstra is de 59-jarige doelman die in de bekerwedstrijd tegen EDO zijn vijfhonderdste wedstrijd als Ajacied speelde. Dijkstra is overigens ook teammanager van Ajax 4 In de rubriek Langs de Zijlijn interviewen we supporters die wekelijks zijn te vinden op sportpark de Toekomst. Harold van Beek is een trouw supporter van Jong Ajax, Ajax Vrouwen, Ajax 1, Ajax O19 en O17. In het dagelijkse leven is Van Beek (59 jaar) sinds 1967 bij KLM supervisor catering. In de Johan Cruijff ArenA zit hij in het rustige gedeelte van de F-side. Hoe kwam je bij Ajax terecht? 'Ik was altijd geïnteresseerd in jeugdwedstrijden.Vervolgens ging ik via mijn buurtgenoot Fons Groenendijk, voormalig assistent trainer onder Henk ten Cate en later trainer van Jong Ajax, regel matig naar Jong Ajax. Dit team werd mijn passie en ontspanning. Na het vertrek van Fons ben ik blijven hangen en leerde ik meer dere mensen kennen.' Wat vind je van Jong Ajax? 'Het verbaast me nog ieder jaar. Het ene na het andere talent komt bovendrijven. Het is een genot om te zien. Jonge leeuwen vol passie.' Wie springt er momenteel boven uit? 'Ik houd het bij het collectief. Ik ben fan van de manier van spelen van Noa Lang en Mitchel Bakker. Mijn grote favoriet is nog steeds Kaj Sierhuis. Het wordt tijd dat hij aansluit bij het eerste.' Welke wedstrijden zie je nog meer? 'Ik volg OI9, OI7 en Ajax Vrou wen. We hebben een gezellig groepje met Frans Grootenboer, Loes Hoogland, Koos en Joke Alberts. Er is een warme band, zoals ook met David Endt en de leden van parkeerbeheer.' Het allerleukste dat je ooit bij Ajax meemaakte? 'Dat is de herdenking van Johan Cruijff waar ik na lange tijd Johnny Rep weer tegenkwam. In I968 was ik met hem op vakan tie in Albufeira, onvergetelijk. We hebben hilarische momenten opgehaald. Als we elkaar zien, is het respect.' Mooiste wedstrijd? 'Dat was het kampioenschap in 20II tegen FC Twente. Ik stond met tranen in mijn ogen toen Siem de Jong scoorde en we de derde ster kregen.' Tamara Schellekens Drieënhalf jaar geleden maakte ik met Rudolph Hülsenbeck een documentaire over de clubgeschiedenis voor Ajax TV. Ons dierbaar rood en wit heette hij. We interviewden Johan Cruijff, in blakende gezondheid. Wat vliegt toch de tijd. We stuitten tijdens het maken op een conjunctuur, een zich her halende golfbeweging die bij Ajax extremer lijkt te verlopen dan elders: het lijkt alsof Ajax, om de hoogste pieken te kunnen berei ken, eerst door de diepste dalen moet gaan. Alsof de mooiste momenten allemaal werden bewerkstelligd door een club die revanche wilde nemen op zichzelf. Het was alsof Ajax eerst móest degraderen (I9I4) om zich getergd naar de eerste landstitel uit de clubhistorie te vechten (I9I8). Alsof de club de slechtste eredivisieklassering ooit (I965) nodig had om naar de Europese top door te stoten (vanaf I969). Alsof de club eerst bijna failliet en kapot moest (I988-I989) om tot een tweede glorietijd te kunnen komen (vanaf I992). En recen ter: alsof de op nationaal niveau zo succesvolle 'Frank de Boer- periode' (20II-20I6) op een traumatische manier manier moest eindigen om Ajax weer écht Ajax-voetbal te laten spelen en onver wachts een Europese finale te bereiken (20I7). Dat belooft wat voor de komende jaren, kunnen we met gevoel voor Amsterdamse galgenhumor stellen. Wat was het een afschu welijk seizoen. Het allergrootste drama, een tragedie die met geen sportieve zeperd te vergelijken valt, zat natuurlijk aan het begin, op 8 juli in Oostenrijk, maar de apotheose in Eindhoven was óók ake lig. En tussen die twee zwarte dagen in waren er nog veel meer redenen om als Ajacied verdrietig te zijn. Het was, alles bij elkaar, misschien wel het naargeestigste seizoen dat ik als Ajacied meemaakte en in elk geval het naarste sinds de jaren I999 en 2000. Het feit dat we een rampseizoen van deze orde niet zagen aankomen, maakte de klap harder. Ik zeg het eer lijk: de jaargang 20I7-20I8 heeft me, als Ajacied, emotioneel leeg gezogen. Ik snak naar de zomerstop. Ik probeer me op zulke momenten, dwars door de verontwaar diging en de frustratie heen, te realiseren dat je al die negatieve emoties alleen kunt voelen als je oprecht van je club houdt. Voor wie er ooit aan mocht twijfelen: dat doe ik. Als de geschiedenis ons één ding heeft geleerd, dan is het dat Ajax zal herrijzen. En dat we de implosie die daarvoor haast een vereiste lijkt maar weer achter de rug hebben. Stoelriemen vast, Ajacieden. The only way is up. Menno Pot

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 2018 | | pagina 11