Piet Keizer kwam als pupil naar Ajax, ontpopte zich tot groot talent en debuteerde in 1961 in het eerste elftal van Ajax.
In 490 officiële wedstrijden kwam hij 190 keer totscoren. Keizer was 34 keer Oranje-international.
geen benul van, we kregen geen
vat op de kwetsbare genialiteit
der dingen. Maar we voelden het
wel en onze harten juichten. De
cadans waarin Piet Keizer trapte
en de zekere zuiverheid waarmee
de bal op zijn gevoeligste plek
werd geraakt... De kalme stabi
liteit waarmee hij aangekondigd
maar onvoorstelbaar onvoorspel
baar met een schaar- of schou
derschokbeweging de rechtsback
uit het lood sloeg... De hooghar
tigheid waarmee hij toezag hoe
de glijdende verdediger een plag
uit de grasmat zaagde zonder de
bal te benaderen.
En nog zagen onze ogen nog niet
eens de helft. Keizer noemde het
'de meest effectieve manier om
de bal van het ene punt naar het
andere te brengen'. Bij Pythago
ras!, waren wij dan blind!? Hoe
kon het er zo ingewikkeld geniaal
uitzien?
Pas later ontstond het inzicht,
openbaarde zich de wetenschap
achter de daad. Dat inzicht
maakte het voetballen van Piet
Keizer nog meer bijzonder en
de ontdekte moeilijkheidsgraad
zorgde voor begrip en conside
ratie voor de zwarte vlekjes in
het oeuvre.
Bij zijn afscheid onvoorstelbaar
onvoorspelbaar, kreunde het
paradijselijke links. Hij kwam niet
terug en de linkerkant werd nooit
meer zoals die was. Mooi, soms,
prachtig, zo nu en dan, kleurig
en avontuurlijk bij tijd en wijle.
Maar nooit meer paradijselijk.
In de hoofden van hen die toen
toekeken en zich verwonderden
zal, gevuld met heimwee, altijd
het deuntje van Anneke Grönloch
blijven zingen:
'Aaaajax-één sal sé-ge-vieruh..
Pietje Keizer, Pietje Kei-heizer...'
David Endt