O
/V'
Niet te snappen
3
UN
MSTELB^ RfTOTV' J
Keizeredag
iff
Na dertien seizoenen lang eerste elftalspeler te zijn geweest en nooit voor een andere club te zijn uitgekomen, stopte Keizer,
vrij abrupt, in het najaar van 1974. Soms op afstand, soms dichterbij, bleef hij als erelid tot zijn dood bij Ajax betrokken.
Ik denk dat weinigen het volledig droog gehouden hebben bij de
herdenking tegen Sparta: ik in ieder geval niet, en ik zag menigeen
om me heen flink slikken. Ook mijn buurman, die na enig kuchen
vroeg: 'Wat is jouw mooiste herinnering aan Piet?' Na lang den
ken belandde ik uiteindelijk bij een historisch onbetekenend
moment in een wedstrijd tegen Sparta, ik vermoed 1972. Vanaf
mijn vaste plekje op vak P zag ik Piet op een dieptepass vanuit
het middenveld, met zijn kenmerkende grote passen, voor het
Rotterdamse doel opduiken. Het centrum van de Spartaanse ver
dediging - Hans Eijkenbroek en Gerrie ter Horst, vermoed ik -
kneep onmiddellijk naar binnen, met de bedoeling de Ajacied te
grazen te nemen of minstens de doortocht te belemmeren. Het
volgende moment vielen beiden op de grond en liep Piet vrij
door naar het doel - waar hij overschoot, maar dat doet minder
ter zake. Op de tribune verbazing alom. Waarom vallen twee ver
dedigers ineens om? 'Wat deed-ie nou?', vroeg mijn zus, naast mij.
Niemand had enig idee. Tenslotte bereikten we de consensus dat
Piet een schijnbeweging moest hebben gemaakt waar de beide
Spartanen met boter en suiker intrapten, maar die vanaf de tri
bune totaal niet te zien was geweest. Noem dat maar niet subtiel.
Piet zou het ook niet geweten hebben als je het hem na afloop
gevraagd had; een techniek als de zijne liet zich niet uitleggen.
Zoals bondscoach Fadrhonc het ooit, in zijn verrukkelijke accent,
onder woorden bracht: 'De ballen van "der Piet" zijn niet te snap
pen'.
Evert Vermeer
jcum*:
Voor de aftrap van de Supercupfinale tegen Milan schudt
Piet Keizer de hand van collega-aanvoerder Rivera.
Ik ben van bouwjaar 1975 en miste het Gouden Ajax, maar Johan
Cruijff compenseerde dat: hij bleef voetballen tot ik negen was,
werd trainer en bleef vooral praten, eindeloos praten, als adviseur,
fluwelen revolutionair, analist en charmante bemoeial. Cruijffs
woord is in zulke overstelpende hoeveelheden bewaard gebleven
dat iedereen hem kan leren kennen.
Piet Keizer is een ander geval. Natuurlijk ken ik de beelden van die
stijlvolle, satijnen aanname met de buitenkant van de voet, op het
biljartlaken van Wembley. De ogen hoeven niet eens te coördine
ren, hij doet het 'blind' en ziet bij de aanname de eindbestemming
al: de kruin van Dick van Dijk. Maar verder?
Zijn doelpunten staan minder in het geheugen gegrift dan die van
Cruijff tegen Den Haag, Inter, Brazilië en Haarlem. Er zijn weinig
interviews. Keizer is een enigma, zelfs voor wie hem wél zag spelen.
Wat zag ik, als Ajacied van na zijn tijd, wél van Piet Keizer?
Hij deed tweemaal mee aan nostalgie-evenementen in de ArenA,
die ik bijwoonde: de 'Wedstrijd van de Eeuw' (1999) en nog zoiets.
Ik zag hem in Ajax-tenue en in het oranje, schouder aan schouder
met Johan. Ben ik blij om.
Ik waardeerde hem als Cruijffcriticaster: hij was eigenlijk de enige
grote Ajacied die zijn oude gabber weleens ferm en met historisch
bepaalde autoriteit bekritiseerde, meestal via gedrukte media. Ik
vond dan bijna altijd dat hij gelijk had of op zijn minst een waarde
vol tegengeluid liet horen.
En dan is er die ene keizerlijke ervaring, feitelijk mijn enige. We
schrijven Koninginnedag 2001. Ik vaar met een groep buitenlandse
Ajax-vrienden over de grachten. Op het Singel, bij de bloemen
markt, komen we hopeloos vast te liggen in een opstopping van
vaartuigen, vlakbij een boot die Piet Keizer aan boord heeft.
Aangemoedigd door alcohol begin ik zijn naam te zingen: 'Singing
Pietje Keizer, Pietje Keizer is great!' Mijn vrienden doen mee. Andere
bootjes vallen in, daarna mensen op de kades. Piet vindt het maar
niks. Hij negeert, gebaart dan dat het wel genoeg is geweest, maar
het gezang houdt aan, van alle kanten nu, totdat het enigma accep
teert dat hij vandaag geen enigma is. Hij staat op. Zwaait. Lacht
erbij. Gejuich.
Keizer Piet, the pride of Mokum, liet zich niet graag toejuichen. Hij
moest ervoor worden klemgevaren. Koninginnedag werd Keizers-
dag, Piet kon geen kant op en ik denk dat dat voor één keer wel
eens goed was.
Menno Pot
11