David
Camaraderie
Dat klinkt allemaal al vrij uitgebreid.
Wat voegt dat Performance Centre
dan precies toe?
EG:'ln dat centrum wordt een
videoanalyseopstelling gemaakt
met een drukplaat erin. Met die
drukplaat kun je meten hoeveel
kracht er vrijkomt of gebruikt
wordt bij bepaalde acties: als
spelers aan komen lopen, of als
ze bijvoorbeeld schieten, afzetten
of een draaiing maken.Wat loop
patronen betreft kan je met de
camerasystemen in de analyseop
stelling dingen ook veel nauwkeu
riger vastleggen dan dat je dat met
het blote oog kunt doen. Je kunt
bijvoorbeeld hoeken met elkaar
berekenen waardoor je veel meer
indrukken krijgt over hoe het be
wegingspatroon van een bepaalde
beweging is. Hoeveel energie kost
een dergelijke beweging en wat
doet die op je liezen, je rug of je
knieën? Daarmee kan je iets meer
zeggen over hoe de belasting is.
Want dat is waar elke club naar
op zoek is, in elke sport, als je je
trainingsbelasting bepaalt: je wilt
overbelasting voorkomen, maar
je wilt ook niet dat je te weinig
doet. En dat kan wat makkelijker
nu met die nieuwe systemen.'
Het tweede veld wordt straks ook
overdekt door een gigantische op-
blaashal. Wat is daar het idee achter?
TS:'Op die manier kan je de
onderzoeksomstandigheden con
stant houden, of standaardiseren
zoals ze dat noemen. Je hebt dan
nooit te maken met regen, wind
of temperatuurverschillen die van
invloed kunnen zijn op je resulta
ten. Je hebt altijd dezelfde lucht
druk, dezelfde temperatuur en
dezelfde ondergrond. Als je echt
onderzoek gaat doen dan zijn er
heel veel dingen waar naar geke
ken wordt, dan wil je zo veel
mogelijk factoren die van invloed
kunnen zijn op die metingen uit
sluiten.'
Zijn er nog kanttekeningen te plaat
sen bij dit centrum?
EG:'Kijk, ik ga niet zeggen dat het
zaligmakend is. Maar het voegt
wel weer wat toe aan de moge
lijkheden om te kijken wat nou
het verschil is tussen een goede
of een hele uitzonderlijke speler.
Of hoe het precies gaat met
iemand die terugkomt van een
blessure: hoe verloopt dat herstel,
is het alweer 100 procent? Of is
het misschien pas 85? Moeten we
mogelijk nog iets bijsturen?'
Het zorgt meer voor de puntjes op
de i?
EG:'Ja, en aangezien de details
steeds belangrijker worden als je
je wilt onderscheiden, biedt dit
centrum vele mogelijkheden.
Maar: al het onderzoek dat in dit
centrum wordt uitgevoerd, moet
ten dienste staan van het voetbal.
Uiteindelijk moeten we er wat
mee kunnen. Als we dingen gaan
onderzoeken om maar dingen te
onderzoeken, dan zijn we hier
verkeerd bezig. En daarom kan
je ook nooit zonder de inbreng
van de voetbalcoaches en andere
prakti6kmensen.'
TS:'De vragen moeten vanuit het
voetbal komen.'
EG:'Precies. Het is een hulp
middel. Je moet niet de illusie
hebben dat je van slechte voetbal
lers hele goede voetballers kunt
maken door ze met al die syste
men te gaan behandelen. Zo
werkt het niet. Maar je kunt
goede voetballers misschien wel
nog net ietsje beter maken.'
Jan-Matthijs Harderwijk
Nooit geweten dat zijn eigenlijke naam Hoelscher was...
Op 22 maart overleed Hans Boskamp.Vanzelfsprekend haalde dat
bericht de landelijke pers. Omdat hij een befaamd acteur was, ook
omdat hij een Ajacied was. In de eerste helft van de jaren vijftig
speelde hij in Ajax I en werd ook linksback van Oranje. Door de
breed uitgemeten in memoriams in de media kwam zijn enorme
veelzijdigheid aan het licht, er kwamen fraaie anekdotes naar
boven. Nooit geweten dat de naam Boskamp pseudoniem was
voor Johannes Hoelscher. Wat zeker de oudere Ajacieden onder
ons weten is dat Hans Boskamp deel uit maakte van de eerste
generatie die van amateur- profvoetballer werd. Beloonde ama
teurs. Een normale baan én voetbal. Liefhebbers, die hun trainings-
arbeid en de wedstrijden die zij speelden met een aardige bonus
beloond zagen. Omdat het amateurisme nog in hun genen zat,
bezaten de teams van toen tevens de kracht van kameraadschap.
De voetballers van de jaren vijftig waren voor het merendeel
opgegroeid in de jeugdelftallen van Ajax, zij kenden elkaar door en
door. Dat hoefde niet meteen te betekenen dat zij allemaal dikke
vrienden van elkaar waren. Natuurlijk was er wel eens onenigheid,
kon de een beter opschieten met de ander, was er wel eens mot.
Maar het Amsterdammer-zijn en de historie die zij met elkaar
deelden, zorgde voor gelijkgestemdheid. Noem het, met een fraai
ouderwets woord camaraderie. Ik zie het nog wel, ik let er zelfs
op, wanneer de Ajacieden van die generatie met hun vrouwen bij
elkaar zitten, bijvoorbeeld wanneer de Bordjesclub zijn feest viert.
Oude reuzen, Ger van Mourik, Piet Ouderland, Piet van der Kuil,
Loek den Edel, Eddie Pieters Graafland, noem ze maar op. Zij vor
men een groep die meer dan andere generaties aan elkaar gehecht
is. Het is geen ondoordringbaar bastion, iedereen is welkom in hun
kring, er heerst geborgenheid. Kom je binnen die kring, dan voel je
de waarde van kameraadschap, er zindert iets zuivers. Je merkt dat
hun wereld duidelijk is. Gek, juist in een tijd waarin communicatie
mogelijkheden explosief vergroot worden, raken waarden en
waarheden ontdaan van hun zuiverheid en duidelijkheid. Opzette
lijk en onopzettelijk.
Onvermijdelijk dunt de groep uit. De jaren tellen, de bladeren val
len. Met elke gevelde reus krijgt de groep een knauw die hun
onderlinge kameraadschap echter versterkt. Zij spreken met
elkaar, hebben hun mening over hun Ajax. Maar ook hebben ze
oprecht belangstelling en zorg voor elkaar. Onherroepelijk verzeilt
de tijd, normen verschuiven, camaraderie verdampt.
AJAX CLUBNIEUWS MMART/APRIL 20I I
3