aan verdienen. Dan komen er nog al
lerlei zaakwaarnemers. Kortom de
speler wordt uitgemergeld. Van het
voetbal komt weinig terecht en de
trainer moet maar zorgen dat hij blijft
presteren.
Dit is het grote probleem, niet alleen
bij Ajax, maar in het algemeen.
De Nederlandse jeugd verliest van
IJsland en Noorwegen, 2-3 van IJs
land en 1-5 van Noorwegen. Dat zijn
me toch uitslagen.
Dat typeert het verwennen en in de
watten leggen. Ga maar eens voor
de gein kijken hoe jongetjes van de
D of E bij Ajax komen. En wie de tas
draagt. De ouders gaan zich nu al
vergapen aan de salarissen van
Rijkaard, Van Basten en Koeman en
doen daarom al het mogelijke om het
kind zoveel mogelijk in de watten te
leggen. Men vergeet één ding: het
heeft een averechtse uitwerking.
Het kind bouwt geen weerstand op.
Ze moeten weerstand hebben door in
de kou op de tram te wachten, te
leurstellingen leren overwinnen, want
als je eenmaal die top hebt bereikt
heb je weerstand nodig, want dan is
er niemand meer die je helpt. Dan
móet je het helemaal alleen doen.
Heb je geen weerstand, dan ben je
na een jaartje weg. En kijk maar
naar de toppers van nu, Rijkaard,
Van Basten, Gullit, Koeman, ze heb
ben heel veel zelf moeten doen en
veel weerstanden moeten overwin
nen. Rijkaard kwam ook gewoon met
de tram naar Ajax in weer en wind.
Van Basten heeft het ook niet een
voudig gehad. Natuurlijk, ouders mo
gen best naar een wedstrijd komen
kijken, maar dat is een ander ver
haal. De spelers moeten alles zelf le
ren doen. Een beetje sturen, aan
moedigen, positief, allemaal geen
probleem. Gewoon normaal doen.
Aai over de bol of zeggen dat het
niks was maar gewoon normaal
doen. Met 2-3 van IJsland verliezen
en het helemaal niet erg vinden is
toch rampzalig. Als je er niet de pest
in hebt als je van IJsland verloren
hebt, dan leer je daar ook niets van.
Er zijn eigenlijk geen meest voorko
mende blessures. De soort blessures
varieert nogal. We hebben een perio
de gehad van alleen maar kniebles
sures: Pettersson, Wouters, Blind,
Jonk, Silooy. Hopelijk is die periode
nu voorbij. Even afkloppen.
Soms hebben we een periode van
aanhechtings- dus spier- of liesbles
sures, achillespees.
Veel voorkomend is, wat wij noemen
een direkt trauma, dus een tik tegen
een dij of zoiets. En voor de rest
komen er allerlei soorten blessures
voor die je maar kan bedenken. Er is
natuurlijk dagelijks veel kontakt
tussen de medische staf.
Dan praten we over geblesseerde
spelers maar ook over fitte spelers.
Ik heb dan een soort signalerings-
funktie. Een speler ziet er slecht en
moe uit. Ik signaleer dat, meld dat
aan de trainer en hij moet maar zien
wat hij daar mee doet. Zo gaat dat
ongeveer.
Wanneer is een speler fit? Dat is
moeilijk te zeggen. Je zou kunnen
zeggen: wanneer hij weer alles kan
doen zonder pijn. Het kan voorko
men dat wij vinden dat een speler fit
is, maar dat de speler zegt nog niet
fit te zijn en andersom.
Wat de speler zegt is het meest be
langrijke. Die beslist uiteindelijk of hij
speelt ja of nee. Het komt niet voor
dat een speler zegt fit te zijn terwijl
wij weten dat hij dat niet is. Wij heb
ben zoveel kontakt met die spelers
waarbij veel overleg plaatsvindt en ei
genlijk dat probleem niet aan de orde
komt. Als een speler zegt dat hij niet
fit is speelt hij niet.
Aan een niet fitte speler heeft een
trainer natuurlijk niets. Maar het komt
ook voor dat een speler terug is van
een blessure en prompt weer een
nieuwe blessure oploopt. Dat is dan
erg vervelend maar dat is nu een
maal het risico.
Ik heb inderdaad m'n studie voor fy
siotherapie in de laatste jaren van
m'n voetballoopbaan gedaan. Begon
nen in 1976. Eind 1978 raakte ik ge
blesseerd en in augustus 1980 ben ik
definitief gestopt. Ik heb dus twee
jaar topsport bedreven en gestu
deerd. Dat kan als je het erg graag
wilt. Niet er even iets bij doen, dus
studeren om het studeren, want dan
kan je het vergeten.
Ik zie een wedstrijd tweeledig.
Als voetballer, maar ik volg natuurlijk
nog meer de spelers individueel.
Vooral spelers die net terug zijn van
een blessure. Natuurlijk zie je direkt
of één van de spelers problemen
krijgt. Eén van je funkties is dan dat
door te geven aan de trainer, die
maar weer moet zien wat hij er mee
doet. Als een speler geblesseerd op
de grond blijft liggen kan ik niet di
rekt zien wat het precies is, maar ik
kan wel onmiddellijk zien of het
ernstig is of niet. Als je goed kijkt zie
je dat spelers van Ajax weinig blijven
liggen, dus als er iemand blijft liggen,
is het meestal nogal ernstig. Als je
de wedstrijd tegen Feyenoord zag.
Die Rotterdammers vielen om als
poppetjes en ik ben geloof ik niet
één keer het veld in geweest.
Natuurlijk komt er theater bij. Ik vind
het persoonlijk afschuwelijk als
iemand zomaar gaat liggen. Ach ja,
soms is het wel eens nuttig maar ik
heb een hekel aan een speler die ter
aarde stort met niks, zich lang laat
verzorgen en dan applaus krijgt omdat
hij weer opstaat.
Komt bij Ajax nauwelijks voor. Je ziet
wel eens van die blessures dat de
speler blijft rollen van de pijn. Dat rol
len heeft natuurlijk helemaal geen zin
want ik moet weten wat er aan de
hand is. Dus moet je hem eerst tot
rust manen en vragen wat er ge
beurd is. Dan vraag je hóe het ge
beurd is. Als het een tik is valt het
meestal wel mee, maar is het een
verstapping of verdraaiing geweest,
is het een ander verhaal.
In de ontwikkeling van de fysiothera
pie zie ik als vernieuwing meer het
samengaan van behandelingsmetho
den. Vroeger ging bijna alles met de
handen, toen kwamen de apparaten
en nu gebruik je beiden waarbij ik de
behandeling met de handen altijd
nog de beste vind.
Het verschil tussen fysiotherapeut en
masseur zie ik meer in de opleiding.
Wij hebben geleerd te diagnostiseren
en vervolgens te behandelen. De
masseur masseert op een wijze dat
de spieren zich ontspannen. Andere
dingen leert hij meer in de praktijk.
Het leuke in mijn situatie is dat je ei
genlijk per dag de behandeling kan
bijstellen omdat je de speler elke dag
ziet. Je kan ieder moment zien hoe
de behandeling gaat en of het alle
maal volgens plan verloopt. In een
normale praktijk zie je de patiënt
minder frequent. Het overleg is na
tuurlijk erg belangrijk. Dat overleg
met de dokter en de speler is er
eigenlijk permanent. Dat samenspel
is veel direkter dan in een normale
praktijk.
Vrijwel alle spelers hebben een vorm
van bijgeloof. Dat facet is erg belang
rijk omdat het in feite niet gaat om
het bijgeloof zelf maar dat een speler
zich goed voelt.
Als een speler zich goed voelt omdat
hij om twee uur of om tien voor half
drie nog even iets doet, dan moet hij
dat doen. Want als hij dat niet doet,
dan voelt hij zich niet goed. En wat
je moet doen is zorgen dat die speler
zo optimaal mogelijk het veld ingaat.
Vrijwel iedereen heeft wel iets. Altijd
hetzelfde onderbroekje, altijd hetzelf
de pak dragen, dezelfde route naar
het stadion rijden, volgorde van mas
seren, het zijn vaak allemaal heel
kleine dingetjes, maar wel belangrijk.
Iedere storing in een bepaald ritme