Studie- en Begeleidingscommissie "Het begeleiden van een prof is vaak een doodlopend straatje" De heer Gianotten zegt dat er veel perspublicaties in de affaire Cruijff zijn geweest, zowel goeie als slechte berichten; hij vraagt zich af hoe nu de relatie met de pers is. De voorzitter zegt dit niet te weten. De heer Lindeman vraagt zich af of het weren van de pers uit het spelershome niet slecht over zal komen. De voorzitter zegt dat dit op verzoek van de spelers is gebeurd. De heer Volkers zegt dat het hem een genoegen was deze vergadering bij te wonen en constateert dat Ajax zoals altijd over een sterke leiding beschikt. Hij besluit met de woorden: De kracht van het vertrouwen maakt onrust tot rust maakt vrezen tot hopen en matheid tot lust 6. Sluiting Nadat de volgende vergadering is vastgesteld op 14 april 1988 sluit de voorzitter de vergadering en wenst een ieder wel thuis. Aldus goedgekeurd in Amsterdam, 12 februari '88 de vergadering van 14 april 1988 De voorzitter, A. Harmsen Administrateur, G.M. Holsheimer In 1977 ontstond binnen Ajax op initiatief van de toemalige Commissaris Algemene Zaken Dick Boering het idee te komen tot een Jeugdbegeleidingscommissie. Redenen hiervoor waren volop aanwezig. In de eerste plaats bezat Ajax zeker voor de buitenwereld een image van 'alleen maar voetballen en verder niets'. Terwijl de club door de jaren heen altijd serieuze pogingen heeft gedaan het belang van de speler in alle facetten te behartigen. Vooral bij spelers in de leeftijd van 12 tot 18 jaar kwam menigeen nog wel eens in de problemen met de studie hetgeen uiteraard nooit de bedoeling kon zijn van het bedrijven van topsport. Onlogisch was het evenwel niet. Al op jonge leeftijd wordt van de speler verwacht dat hij minimaal drie maal per week op de training verschijnt plus op zondag de wedstrijd. Dat dan ook de studie wel eens in het gedrang kwam was niet vreemd, maar vaak onnodig omdat de speler zelf helaas geen kans zag beide zaken goed te organiseren. Sommige talentvolle spelers gingen op deze wijze verloren voor het voetbal of besteedden te weinig aandacht aan de school omdat de meesten de voorkeur gaven aan zoveel mogelijk trainen en een plaats bij de A-selectie. Als dan bleek dat zoiets maar was weggelegd voor een enkeling was de spijt des te groter dat de studie was verwaarloosd. Dat nu waren een aantal redenen om te komen tot een begeleidingscommissie om al deze problemen op te lossen. Bovendien werden dan trainers en jeugdleiders ontlast van allerlei zaken welke toen nog bij hen lagen en waar men vaak geen goed raad mee wist uit onwetendheid of gebrek aan mogelijkheden. Enige deskundigheid op het gebied van begeleiding was toch wel geboden en dus zocht men mensen welke beroepshalve reeds de nodige r "varing kenden. Verder moesten de voorwaarden geschapen worden om goed te kunnen functioneren. Ajax vond een aantal mensen uit het onderwijs bereid een commissie van 5 man te vormen die van huis uit in voetbal waren geïnteresseerd maar verder geen enkele technische kennis van voetbalzaken hebben. Hetgeen ook niet nodig was want men zou zich alleen maar bezig houden met uitsluitend niet-technische zaken. Dus alleen op het gebied van studie, sociaal-maatschappelijke zaken, en wat nog verder allemaal zou kunnen opkomen, hetgeen men bij het begin ook niet precies wist. Men stond volkomen blanco tegenover alles en er bestond in feite geen idee waar een en ander op zou uitdraaien. Het was iets volkomen unieks in Nederland ondanks de pogingen van andere clubs 26 als Go Ahead Eagles om via een soort internaat tot enige vorm van begeleiding te komen. De resultaten waren daar evenwel niet groots. Via een circulaire aan alle jeugdspelers van Ajax werd een ieder in kennis gesteld van de aktiviteiten op het gebied van begeleiding. De werkvoorwaarden waren duidelijk: - een volledige neutraliteit - er wordt gewerkt in een strikt vertrouwelijke sfeer - het belang van de jeugdspeler-zelf staat voorop - de adviezen van de commissie zijn bindend De ontwikkelingen gingen erg snel. Via interviews met alle jeugdspelers werd iedereen in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de Jeugdbegeleidingscommissie en kon iedereen desgewenst hiervan gebruik maken. Uiteraard was niets verplicht. Iedere jeugdspeler had het recht van de commissie gebruik te maken maar iemand die niet wil wordt niet begeleid. Inmiddels leerden de leden van de commissie ook om een aantal zaken te corrigeren. Zo besloot men een verdeling te maken en ieder een aandachtsgebied te geven: C-juniores (12-14 jaar) werd het aandachtsgebied van Henk de Weers, Direkteur van een basisschool. B-juniores (14-16 jaar) werd het aandachtsgebied van Ton Tielenburg, Sociaal-maatschappelijk werker. A-juniores (16-18 jaar) plus Ajax 2 werd het aandachtsgebied van Dick Karremans, Direkteur van de Berlage Scholengemeenschap plus Ikey Waas, Conrector van de Openscholengemeenschap Bijlmer en coördinator van de commissie. Het vijfde lid van de commissie werd Jaap Tielenburg, Sociaal-maatschappelijk werker bij de Gemeente Amsterdam, uiteraard deskundig op het sociaal maatschappelijk terrein. Deze verdeling bracht nog meer duidelijkheid in het functioneren van de commissie. Men werkte natuurlijk niet zwart/wit. Er waren veel overlappende zaken waarbij spelers natuurlijk, naarmate zij ouder werden en bijvoorbeeld van B- naar A-junior gingen, de begeleiding door dezelfde persoon werd gecontinueerd als dat in het belang van de speler was. belang van de speler was. De eerste vijf jaar werden gebruikt om vooral veel ervaring op te doen, veel kontakten te leggen met alle mogelijke instanties, zaken konstant bij sturen en vooral ruimschoots naar buiten te treden om iedereen te laten weten dat de

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1988 | | pagina 9