Over "toen"
Grensrechters wee
Ajax tegen Blauw Wit
De heer Couton, voorzitter van de Ajax Controle Commisse,
zond ons enige kopij toe over Ajax lang geleden.
In de oorlogsjaren verscheen in Duitsland (Berlijn) een
Nederlandse krant voor mensen die aldaar te werk werden
gesteld. De heer Couton nam de pen ter hand en schreef
een verhaal over een wedstrijd Ajax-Blauw Wit
Uw sportclub in ons blad
En weer verhaalt een onzer lezers van zijn vereniging in
Nederland, ditmaal nog wel een voetbalvriend met een zeer
bekende naam. Iedere voetballiefhebber kent van het
roemrijke Ajax van eertijds zeker nog wel Couton. Frans
Couton speelde in de jaren, dat ook Jan de Natris zijn grote
tijd beleefde en de-Amsterdammers een klassieke ploeg
vormden.
Couton junior werkt in Duitsland en vertelt ons van een der
grote Ajax-Blauw Wit ontmoetingen, waarbij zijn vader een
rol speelde, zij het ditmaal als grensrechter.
Naar aanleiding van het verzoek iets uit het Nederlandse
clubleven te vertellen, wil ik graag over een sportgebeurtenis
uit de Amsterdamse voetbalwereld verhalen.
Als ik me niet vergis, was het in het jaar 1939, dat Ajax een
beslissende wedstrijd speelde tegen Blauw Wit. Won Ajax
dan waren de rood-witten kampioen, won Blauw Wit, dan
kon de Stadionclub de kampioensvlag hijsen.
Al weken te voren was er in beide kampen grote
opgewondenheid en de kansen van beide ploegen werden
wijd en zijd besproken. Ik was toen nog junior bij Ajax en op
school, waar meer over Ajax-Blauw Wit werd gesproken,
dan over algebra, meetkunde enz.
Ik was er als goed Ajacied natuurlijk voor 100% van
overtuigd, dat mijn club winnen zou. „Pas maar op," zei ik,
„ze komen met een opstelling uit, waarmee ze niet te slaan
zijn." „Hoe weet jij dat nou," was de vraag. „Wel, mijn vader
zit in de elftal-commissie (waar hij nu nog deel van uitmaakt)
en die zal het dus wel weten," luidde mijn antwoord.
Zo ging dat al twee weken voor de grote wedstrijd. Niet
alleen bij de jongeren, doch ook bij de ouderen waren de
gemoederen nogal verhit.
Er werd flink gewed en alle kaarten waren in een minimum
van tijd uitverkocht. De sigarenwinkels werden bestormd,
maar ook hier was niets meer te vinden.
Eindelijk was dan de lang verwachte dag gekomen.
Omstreeks twaalf uur toog heel sportlievend Amsterdam
naar De Meer, naar ons grote Ajax-Stadion. Een drukte van
jewelste. Volle trams, honderden auto's, fietsers en
voetgangers. Voor de hekken stonden nog een paar
opkopers, die voor schandalig hoge prijzen kaartjes
verkochten, die desondanks grif van de hand gedaan
werden. Bereden politie was aanwezig om de orde te
handhaven. Om tien voor twee hadden dan allen hun
plaatsen gevonden, zij het met een beetje schelden en
foeteren, zoals dat nu eenmaal overal voorkomt. Doch allen
werden tevreden gesteld. Ook de ringplaatsen, die speciaal
voor deze wedstrijd gemaakt waren, waren tot de laatste
plaats bezet.
Om twee uur werd de Ajax-mars gespeeld, daarop
verschenen de Blauw Witters, met vreugde kreten door hun
aanhang begroet en direct daarop verschenen onze helden,
onze hoog vereerde aanvoerder wijlen Anderiesen voorop.
Met een onbeschrijfelijk enthousiasme werden ze begroet.
Onze adspiranten vingen meteen aan met te schreeuwen:
„We hebben een A, we hebben een J, we hebben een A, we
hebben een X."
Op het middenveld was intussen getosst en de ploegen
stelden zich op. Twee minuten over twee floot de
scheidsrechter voor beginnen en onze kei Piet van Reenen
trapte af. Het ligt nu niet in mijn bedoeling de wedstrijd
volledig weer te geven, doch ik wil dat beschrijven, wat me
het meest gepakt heeft en wat ik mijn leven lang niet
vergeten zal.
Het was in de tweede helft, ongeveer een half uur voor het
einde en Blauw Wit leidde met 1 -0. Daar kreeg opeens
Anderiesen de bal en gaf hem afgemeten naar onze
linksbuiten Mulders, die hem op zijn beurt voor de voeten
van Piet yan Reenen gaf. De midvoor tilde zijn been op en
schoot zuiver, onhoudbaar voor doelverdediger Ferwerda het
leder in de touwen. Op dat moment echter, dat Mulders de
bal kreeg, steeg er een gejoel uit de mensenmassa op,
vooral van de Blauw Wit aanhang, dat echter nog overtroffen
werd door het gejuich van de Ajacieden. Wat was er
gebeurd? Linksbuiten Mulders had de bal toen hij hem
toegespeeld kreeg, even laten glippen en de Blauw Witters
waren van mening, dat het leder over de lijn was geweest.
Ook de rechtsachter Weerman van Blauw Wit was die
mening toegedaan en appelleerde hevig.
De scheidsrechter, die het doelpunt had toegekend, liep nu
naar de grensrechter, mijn vader, Frans Couton, die op de
vraag, of de bal out geweest was, ontkennend antwoordde.
Hiermede was het pleit beslecht. Ajax won de wedstrijd
tenslotte met 2-1.
Nauwelijks had het eindsignaal geklonken of daar begon het
lieve leven. Frans Couton werd bestormd met vragen en
menig onvriendelijk woord werd gesproken. De kranten
stonden er de volgende dag vol van. Om ongeveer zes uur
gingen mijn vader en ik naar huis. Hadden we gedacht, dat
daarmede de rust was weergekeerd, dan waren we
volkomen mis. Nauwelijks zaten we gezellig aan een glaasje
bier, of daar rinkelde de telefoon. Senior nam de hoorn van
de haak en ik hoorde dat aan de andere kant gevloekt werd.
Zonder een woord te zeggen hing mijn vader de hoorn weer
op. Een vurig Blauw Wit aanhanger, die zijn woede niet
meer de baas had kunnen blijven, had opgebeld. Dit heeft
tot des avonds laat geduurd en de volgende dag kwamen er
stapels brieven met verwensingen en andere
onvriendelijkheden. Het is tenslotte zo erg geworden, dat
mijn vader tot mij zei: „Nu mijn zoon, dat was eenmaal, maar
nooit meer."