ve, maar ik heb daar toch vier wedstrijden gespeeld. Ik was
toen, geloof ik een jaar of vijftien. Het ging allemaal dus prima.
Als B-junior kreeg ik toestemming mee te trainen met het C-elf-
tal. Die overgang was verschrikkelijk groot. Ik heb daar ook wel
de nodige moeite mee gehad. Daarover straks nog meer. Moet je
nagaan: in het seizoen 1974-1975 speelde ik af en toe (ik geloof
vier wedstrijden) voor de A3, was vaste-reserve bij de A-selectie
(nog even over dat vlaggen als reserve: door de jaren heen heb
ik zoveel gevlagd dat ik vaak complimentjes kreeg over de
manier waarop ik als grensrechter optrad) en ik trainde dus met
het C-elftal. Aan de ene kant begrijp je natuurlijk wel waarom
men dit deed. Het hoort bij de opleiding van een profvoetballer.
Aan de andere kant doe ik natuurlijk niets liever dan voetballen
en niet week in week uit als reserve fungeren. Ook daar moet je
tegen gehard zijn; zoiets gaat je anders geestelijk kapot maken.
Eerzucht
Want het is niet alleen een kwestie van goed kunnen voetballen
of het bezitten van een goede conditie. Ook de geestelijke hard
heid moet je bijgebracht worden. Nu, daar zorgt mijnheer Haarms
wel voor. Ik moet eerlijk zeggen, ik heb daar wel vaak problemen
mee gehad. Dat ik thuis kwam na een training en verklaarde
nooit meer te gaan voetballen. Ajax is een voetbalbedrijf en eist
van de spelers het uiterste. Vooral van selectie-spelers. De één
verwerkt dat beter dan de ander, sommigen nooit! Er zijn talloze
voorbeelden van spelers, die wel goed konden voetballen, maar
geestelijk niet opgewassen bleken te zijn tegen de kritiek en hard
heden tijdens de training. Men zegt wel: je móet door een muur
heen. Wie dat niet lukt valt af. Ik geloof dat ook werkelijk. Per
soonlijk heb ik mij voorgenomen te knokken voor een goed con
tract bij Ajax. Dat WIL ik hebben en om dat te bereiken heb ik
daar veel voor over. Daarvoor moet je veel opofferen, je moet
ook leren teleurstellingen te verwerken. Neem nu die overgang
naar het C-elftal om te trainen. Dat was ook daarom geen pretje;
denk namelijk niet dat je met open armen wordt ontvangen. Ik
werd ook moeilijk geaccepteerd. De professionele aanpak is daar
veel groter dan bij de Juniores A-selectie. En dan voel je je wel
eens eenzaam en alleen. Door die periode moet je héén, want
natuurlijk wordt het steeds beter. Maar je krijgt wel eens de nei
ging ik zei het al het bijltje erbij neer te leggen. De trai
ningen zijn zwaar en je doet het niet vaak goed. Goede pres
taties leveren is vanzelfsprekend, alleen fouten worden duidelijk
en direct naar voren gebracht. Dat komt soms keihard aan. Dan
moet je het karakter, de wil en de eerzucht bezitten om je er
doorheen te bijten. Je moet leren je fouten te erkennen, je moet
Ieren je mond open te durven doen, je moet niet bang zijn en
ga zo maar door. Je moet zóveel leren, maar méér nog: willen!
Begeleiding
Ach ja, begeleiding. Nou nee, volgens mij is die er bijna niet.
Tenminste wanneer het gaat over het opvangen van nieuwe
spelers in de groep, het vertellen van een trainer waarom een
bepaald iets niét of wél gebeurt, belangstelling tonen van de
club voor de spelers buiten de voetballerij, ik dacht dat daar nog
wel wat aan ontbreekt. Bij Ajax is alles puur zakelijk. Verwacht
geen verenigingsleven zoals bij andere clubs in Amsterdam. Het
is uitsluitend voetballen. Zoek geen gezelligheid. Als je dat zoekt
moet je niet bij Ajax gaan voetballen. Dat word je ook gezegd.
Nou ja, dat accepteer je dan, of niet. Wie het niet doet moet
vertrekken. Als ik nu mijn overgang van B-junior naar het C-elftal
neem, dan vind ik dat van begeleiding geen sprake is. Maar aan
de andere kant is dat ook moeilijk; bij iedere speler ligt dat weer
anders. Maar goed, wat mij betreft ben ik nu min of meer in dat
C-elftal geaccepteerd ondanks het feit dat ik daar nog geen
competitiewedstrijd voor heb gespeeld. Iedere week ga ik mee
als reserve. En zondags spelen in de Jun. A1-selectie. Natuurlijk
lig ik door de training met jongens uit het eerste elftal en C-team
een stuk vóór op de A-juniores. Dat is natuurlijk logisch. Daar
door is mijn instelling en voorbereiding op een wedstrijd anders.
Wanneer mijnheer Haarms in de kleedkamer zegt: „Jongens,
concentratie!!", dan is het ook gelijk doodstil en is iedereen met
de wedstrijd bezig. Dat zie je veel minder bij de A-jniores. Daar
is het toch nog even een grapje maken of iets opmerken. En
voor mij persoonlijk, kijk ik speel natuurlijk zondags vrij mak
kelijk, omdat ik door de week èn op zaterdag met betaald-voetbal
te maken heb en ook met oudere jongens die bijvoorbeeld veel
harder schieten. Dat is wat ik zei dus wel een duidelijk
voordeel. Ja, zo ervaar ik goed de verschillen tussen A-juniores
en C-elftal. Dat heeft z'n vóór- en nadelen.
Wedstrijd
Ik dacht wel dat ik voor me zelf goed weet waar ik mee bezig
ben. Mijn leefpatroon is daar ook naar. Natuurlijk hoor je wel
eens zeggen: „Jongen, je hebt niets aan je jeugd." Je mist veel,
maar aan de andere kant heb ik zoveel dingen die anderen niet
hebben. Roken, drinken en laat naar bed gaan is er niet bij. Je
moet serieus leven, niet gaan „stappen", en ook in vakantie-tijd
is het noodzaak in conditie te blijven. Goed, maar ik wil dat, ik
heb dat er voor over, ik voel mij daar prettig bij, dus waarom
zou ik niet. Overdag werk ik bij Reisbureau „Mondial" van de
heer Muller, die mij overigens alle medewerking geeft mijn sport
optimaal uit te oefenen, iets waar ik hem erg dankbaar voor ben.
Omdat ik in het UEFA-jeugdelftal zit moet ik vaak voor meerdere
dagen weg. Dat kan allemaal. Goed, overdag werken van 9 tot
5 uur. Gelijk door naar trainen. Thuis om half negen, eten en om
half elf naar bed. Dat gaat zo op maandag, dinsdag en donder
dag. Woensdagavond hebben we meestal vrij, vrijdagavond lichte
training, zaterdag mee met het C-elftal en zondag spelen bij de
Jun. A1. Soms is het echt wel eens te veel van het goede.
Zondagsmiddags heb ik dan ook heus wel eens een keer de
balen van het voetbal en wil ik er met geen woord over praten.
Maandags begint er weer een nieuwe week Mijn concentratie
naar een wedstrijd is erg intensief. Vooral bij een belangrijke
wedstrijd begint dat al de avond tevoren. Ontspannen de zater
dagavond doorlopen, vroeg naar bed, Op zondagmorgen moet
niemand iets tegen mij zeggen. Dat is geen bijgeloof of zo, maar
ik kan dat gewoon niet hebben. Eenmaal op het veld en in het
doel valt de spanning weg en geef ik mij helemaal voor de
,,warming-up". Die is erg belangrijk. Een keeper moet goed wor
den ingeschoten, met tot slot een harde bal in de handen. En
dan de wedstrijd. Ik praat veel, leef erg mee, geef veel aan
wijzingen. Een keeper moet vooral niet bang zijn; je loopt dan
wel wat risico, maar goed, dat hoort erbij.
7