nieuwjaarsrede van onze voorzitter
Dames en Heren,
Mede namens de andere bestuursleden heet ik u van harte wel
kom op deze nieuwjaarsreceptie van Ajax. Dat u ook nu weer
aan onze uitnodiging gevolg hebt gegeven, verheugt ons ten
zeerste, zo ook de aanwezigheid van onze spelers.
Helaas konden niet alle geïnviteerden hier aanwezig zijn. Zo
moet ik u o.a. onze wethouder van Sportzaken, de heer A. A.
Verheij, excuseren wegens diens verblijf in het buitenland.
Ik wil u namens het bestuur en technische leiding van Ajax een
in alle opzichten voorspoedig 1975 toewensen. En dan in het
bijzonder wat betreft een goede gezondheid voor u en de uwen.
Bij een nieuwjaarsrede is een terugblik op een achter ons lig
gend jaar een gebruikelijke zaak. Herinneren wij ons de zo gran
dioze successen van de voorgaande jaren, dan moet ik, hoezeer
het mij ook pijn doet, vaststellen dat 1974 een mager jaar was
on ook in ander opzicht een minder aangenaam verloop had.
Ons eerste elftal werd geen kampioen van Nederland, moest met
een derde plaats genoegen nemen, ook de KNVB-beker ging
onze neus voorbij, omdat wij in de halve finale werden uitge
schakeld. Ik blijf deze teleurstellende resultaten toeschrijven
aan de voorbereidingen van het Nederlands elftal in de aanloop
naar het wereldkampioenschap voetbal in West-Duitsland. U zult
zich mogelijk uit mijn nieuwjaarsrede van het vorig jaar daarom
trent iets herinneren. Ook bij andere gelegenheden heb ik mijn
zorg en die van het gehele bestuur uitgesproken over het feit, dat
maar liefst tien van onze spelers bij de voorbereiding betrokken
waren; zes werden uitverkoren tot de uiteindelijke selectie. Dat
dit Ajax zou opbreken was m.i. te voorzien. Wij hebben het
succes van Oranje zo hartstochtelijk toegejuicht, we hebben
onze jongens gecomplimenteerd voor hun inzet, eensgezindheid
en werklust tijdens de zo spannende dagen in West-Duitsland.
De naam Ajax is dikwijls bij het wereldtoernooi gevallen. Ajax
werd geweldig vertegenwoordigd, maar voor dat alles moest de
totale club Ajax wel een erg dure prijs betalen.
In de fase van de in verband met 't juist aangehaalde min
der goede finish in de competitie werden wij bovendien met een
andere nare situatie geconfronteerd: ik bedoel het beëindigen
van ons contract met de heer Knobel.
Een en ander bracht het bestuur ertoe, ik mag wel zeggen een
voor Ajax historisch besluit te nemen, namelijk het aanstellen
van een manager. Het plan hiertoe bestond al geruime tijd, had
bovendien de instemming van de Ledenraad, maar wellicht mede
door de reeks fraaie successen van de laatste jaren, was tot
dan alles nog bij het oude gebleven.
Welnu, in naam dan geen manager, maar bij ons: technisch-
directeur geheten, werd als zodanig op 1 juli 1974 aangesteld:
de heer J. H. Kraay.
De heer Kraay heeft als de man, die de verantwoordelijkheid
draagt van vooral de prestaties van de A-selectie, de wind be
paald niet meegehad. De oorzaak zou ik als volgt willen for
muleren: een complex van omstandigheden en tegenslagen. Het
vertrek van Neeskens en ik stel het nog eens duidelijk, dat dit
geschiedde tegen de wil van Ajax in, de langdurige afwezigheid
van Barry Hulshoff, die zich sinds kort weer af en toe voor Ajax
kan inzetten na blessureleed, dat circa tien maanden duurde en
dan nog de vele andere verwondingen, niet van zo'n ernstige,
maar wel langdurige aard
We hebben dit seizoen nog niet eenmaal een volledig elftal het
veld in kunnen sturen. En dat juist in een periode, dat onze
technische leiding druk doende was een nieuw Ajax te formeren.
Een Ajax, dat had geïnvesteerd, aankopen deed, omdat het
opnieuw naar de allerhoogste top wilde reiken.
Zit je eenmaal in de hoek waar de klappen vallen, dan is het
niet eenvoudig daaruit te verdwijnen. De geschiedenis herhaalt
zich. Want was het niet zo dat ook een Real Madrid eens een
einde zag komen aan een periode, dat het de scepter zwaaide
op alle voetbalvelden in de wereld?
Er is mij verteld, dat je natuurwetten niet kunt voorkomen. Mis
schien is dat zo, maar ik verzeker u, dat als Ajax niet zo zwaar
door blessures was getroffen, er geen roofbouw op bepaalde
spelers (die door hun optreden in West-Duitsland toch al kwets
baar waren) gepleegd had behoeven te worden, Ajax er nu een
stuk florissanter had voorgestaan.
Nu zijn we uitgeschakeld voor de UEFA-Cup; Heracles elimi
neerde Ajax in het nationale bekertoernooi. Ik weet, dat we
moeilijke tijden doormaken. Alleen je werk doen, als alles voor
de wind gaat, is niet zo moeilijk. Ajax, het getergde Ajax mag
ik wel zeggen, is nog niet dood, zoals ik al heb kunnen lezen.
Het landskampioenschap is nog de enige kluif, die overblijft.
Wij zullen alles doen om dit ons niet te laten ontgaan.
Mijne Heren van de Pers, hier aanwezig, hartelijk welkom.
Meerdere malen heb ik tot uitdrukking gebracht, dat wat Ajax
betreft wij bijzonder gesteld zijn op een goede verstandhouding
met u. Nóg meerdere keren heb ik mij afgevraagd of die goede
verstandhouding wel wederzijds op prijs wordt gesteld. Denk ik
aan het optreden van een aantal journalisten bijvoorbeeld in de
zaak-Knobel, recentelijk de affaire Piet Keizer, gisteren weer
Horst Blankenburg, waarbij het speciaal om de heer Kraay ging,
dan herinner ik mij aangaande onze technisch-directeur ook nog
een TV-interview aan de vooravond van de wedstrijd PSVAjax,
waarin de heer Kraay in een uitstekende beantwoording van de
vragen dat zeg ik niet alleen dat was later de algemene
reactie, zijn moeilijkheden nog eens duidelijk naar voren bracht.
Problemen, waarvoor een groot deel van de Pers begrip toont.
Toch was het in het betreffende interview op de TV, dat de on
elegante opmerking werd geplaatst: „Weet u ook, dat er een
aantal mensen zijn, die u weg willen hebben
Dat een interviewer dan deze vraag ten overstaan van miljoenen
mensen stelt, vind ik onbegrijpelijk.
Kijk, als het in een elftal niet goed gaat zijn er altijd mensen,
die de schuld op één man, de trainer, de technisch-directeur, de
voorzitter of het bestuur gooien.
Het bestuur van Ajax verklaart hierbij nogmaals achter het
beleid van zijn technisch-diirecteur, de heer Kraay, te staan.
Betreffende de publikatie Horst Blankenburg het volgende:
Wanneer er in een vertrouwelijke sfeer wordt gesproken, vind
ik het meer dan ongepast, dat een journalist misbruik maakt
van bepaalde mededelingen die hem buiten Horst om, ter ore
zijn gekomen en deze bovendien op een dergelijk overtrokken
wijze, voorzien van een misleidende kop, in de publiciteit brengt.
En dit zonder dat de tegenpartij, in het interview genoemd, in de
gelegenheid wordt gesteld zich te verweren.
Hedenmorgen is tijdens een gesprek tussen de betrokken speler,
de technisch-directeur en het bestuur duidelijk gebleken, dat het
bedoelde interview van nul en generlei waarde is geweest.
Dan hadden we verder in 1974 nog het kort geding, aangespan
nen tegen het weekblad „Nieuwe Revu", in verband met daarin
gepubliceerde discriminerende artikelen jegens ons, de sensa
tionele, dat woord wel graag tussen aanhalingstekens, bericht
geving in „Accent" over allerlei Ajax-zaken en gaat u zo maar
door. Trouwens ook bij andere media zijn er lieden wier woorden
vaak weinig prettigs inhouden voor onze spelers, leiders en
anderen.
4