Bij de foto's:
Links boven:
December 1933: „Eindelijk zijn dus de teeke-
keningen door Roodenburgh niet vergeefsch
gemaakt en is er gegronde hoop dat dit
plan over een jaar werkelijkheid is geworden"
Links onder:
De fietsenstalling Cadeau van Turmac
Rechts boven:
De werkzaamheden aan de bouw van de
onoverdekte tribune in volle gang De bouw
van ons Stadion verschafte werk aan circa
200 mensen
één kazerne. Het restaurant werd ver
anderd in één grote slaapzaal. Alle kleed
kamers werden bezet. De mooie pas inge
richte kamer voor de penningmeester werd
door de Orts-Kommandantur bewoond,
wiens hond, uitgerekend op een zorgvul
dig uitgezocht kleedje, dat mijn kamer
sierde, zijn behoefte deed. Wat wij in die
vijf jaar bezetting van ons Stadion hebben
medegemaakt, is met geen pen te be
schrijven. Om het weer netjes te krijgen,
heeft dat ons bestuur, onder de eminente
leiding van Marius Koolhaas, veel hoofd
brekens gekost resp. vele slapeloze nach
ten bezorgd. Het doet me nog altijd ple
zier, dat het Stadion in de loop der jaren
kon worden afgeschreven tot op f 1,
waarop het heden nog staat.
Toen ik in 1956 voorzitter van Ajax werd,
overdacht ik, wat we zouden moeten be
ginnen als het huurcontract in 1974 ein
digde en we de opstallen zouden moeten
amoveren (slopen), zoals in een artikel
van het huurcontract stond, omdat de Ge
meente Amsterdam het ons dan niet meer
wilde verhuren, waarvoor toen al vele rede
nen aanwezig waren, o.a. de lage huur
prijs, de waarde als bouwgrond en ten
slotte het Olympisch Stadion, dat niet zo
goedt liep en dat Ajax dan best zou kun
nen huren. Ik ben toen brutaalweg, eerst
alleen en later met Jan Elzenga (wat een
geweldige secretaris was hij voor Ajax),
mr. dr. E. M. Catz en Theo Timman na
dat daarvoor toestemming was verkregen
naar de toenmalige burgemeester
mr. Am. J. d'Ailly gestapt en via hem na
heel veel moeilijkheden en discussies met
ambtenaren van Publieke Werken en an
dere instanties, gedaan gekregen, dat we,
hoewel ons verzekerd werd, dat dit voor
heen nog nimmer gebeurd was, voort
durend erfpachtrecht kregen met een
canon die gelijk was aan het jaarlijkse
huurbedrag.
Onze grote troef was, dat we konden
aantonen, dat Ajax aan de Gemeente Am
sterdam in de loop der jaren vele honderd
duizenden guldens aan vermakelijkheids
belasting had afgedragen. Via notaris
N. M. Posch te Amsterdam werd, in over
leg met B en W van Amsterdam, de akte
gepasseerd, waarbij Ajax vanaf 1 januari
1956 het gehele Stadion-complex in voort
durende erfpacht kreeg.
Het voordeel was groot. Ajax was niet
alleen thans baas in (eigen) huis, maar
kon ook op dit onroerend goed een zake
lijk recht stellen, o.a. in de vorm van
hypotheek geven, hetgeen, dacht ik, in
verband met 't toen al zich ontwikkelende
voetbal-professionalisme, misschien wel
nodig zou kunnen zijn. Gelukkig is het zo
ver nog niet behoeven te komen.
Tot zover hetgeen ik kan weergeven be
treffende ons Stadion.
15