zilveren a(jax) b(ordjes) c(lub) Zo ergens nog de veronderstelling aanwezig mocht zijn dat de oprichting van de Ajax-Bordjesclub (in 1945) is voortgekomen uit het, na beëindiging van de Tweede Wereldoorlog sterk heersende saamhorigheidsgevoel, wij kunnen hier verklaren dat dit in ieder geval niet dé aanleiding is geweest. Vele clubs immers hadden reeds eerder voor hen, wie het shirt voor het laatst om de schouders gegleden was, de voetbal schoenen aan de „wilgen" hadden gehangen, kortom zich in de rij der veteranen gevoegd hadden, de jaarlijkse „oudejaars avond" of „oud-roest-diner", „oude-roem-reünie" enz. Bij Ajax was dat echter tot dusverre nog niet zover gekomen, totdat zo'n stel „old soldiers", voor wie de lol in het spel met de „knikkers" was afgelopen, voor wie de voetbalvreugde het verdedigen der Ajax-kleuren voorbij was, de lessen van Jack Reynolds tot het verleden behoorden, vonden, dat er iets gedaan moest worden om de „ouwe garde", zo'n 125 Ajax- keien, die allen hun sporen in de Rood-Wit gelederen hadden verdiend, in een bepaald verband samen te brengen en eens per jaar op het appèl te roepen. Aldus geschiedde. Zijn we goed ingelicht, dan bestond het eerste „bordjes-comité" uit de heren: F. H. W. de Bruijn, J. de Boer en Tj. de Munnik, waarbij op initiatief van laatstgenoemde aldus werd besloten: alleen zij, die tenminste 25 jaar lid van Ajax zijn, kunnen deelnemen aan de jaarlijkse reünie. Deze „knarren" komen in het bezit van het Ajax-bordje, dat die „25" aangeeft en daarom noemen we onze club: Ajax-Bordjesclub. Geheel voor de hand liggend: eenvoudig A(jax) B(ordjes) C(lub). De eerste bijeenkomst vond plaats in het Minerva-Paviljoen, waarbij ruim 60 „jongens" acte de presence gaven. „Tric Trac" (wijlen Jan Schoevaart) hield de Ajax-bordjesclub-ballade ten doop en aangezien na afloop (bij het krieken van de dag) ieder een voldaan huiswaarts toog, was de overtuiging geboren dat deze club der „Gardisten" zou blijven voortbestaan voor ons Ajax, die moordclub uit de Meer." Een kwart eeuw Bordjesclub Vijfentwintig jaar lang kwamen ze zo omstreeks 18 maart bij elkaar, de rood-witte leeuwen! Dunner wordend in hun „manen" of althans deze laatste vergrijsd maar met dat nog steeds jonge, warm kloppende Ajax-hart. Teneinde het glas te vullen en daarna te heffen op de roem van het verleden en het succes voor de toekomst, van Ajax, ons dierbaar Rood en Wit T. M. AJAX BORDJESCLUB BALLADE (Wijze: Daar bij die molen. Vooral plechtig) Hier is de Ajax-bordjes-club, Nog vol van kracht en pit. De dragers van het Ajax-shirt, Het merg van Rood en Wit. Als men ons langs het lijntje ziet, Of waar ook in de Meer, Dan zegt 't publiek daar gaat die ster, Hoe heet die knul ook weer? Refrein: Die Oude Garde, die Oude Garde, Wat trokken wij toch steeds geducht van leer! Die Oude Garde, die Oude Garde, Voor ons Ajax, die moordclub uit de Meer. Wat spanden wij ons 's zondags in; Wat deden wij ons best. Vaak kregen wij de puntjes mee, Maar soms ook op ons test! Maar iedere wedstrijd was een feest, Van dolle voetbal-vreugd. Wij danken Ajax allemaal Een blijde voetbal-jeugd. En ging het om de eerste plaats, Dan trainden wij, en hoe! Het biertje en de sigaret Was wekenlang taboe. Maar waren wij dan kampioen, Dan hadden wij ons zin. En haalden dan bij wijn en trijn Die schade wel weer in! AjaxSparta - Trieste gang naar het net Wij heiden zelf met veel misbaar, De palen in de grond. En onze scheiding zag soms groen, Van de koeienst Maar als de match ten einde was, Wat was de vreugde groot. Dan wasten wij ons poedelnaakt, In de boerensloot. Wij zijn de Ajax-bordjes-club En treuren doen wij niet! We hebben onze tijd gehad, Maar blijven Ajacied. Wanneer de club ons nodig heeft, Dan staan we steeds paraat. Schenk nu de glazen boordevol Santé op achttien maart! 13

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1970 | | pagina 13