van de voorzitter
Hoewel het zeker niet mijn gewoonte is,
op bepaalde zaken bij herhaling terug te
komen, wil ik het, mede op grond van
onze (onaangename) ervaringen tóch nog
eens hebben over de door mij zo met na
druk eerder voorgestelde wijzigingen in
de KNVB-reglementen met betrekking tot
strafmaatregelen.
Tijdens de op 15 november jl. gehouden
bondsvergadering in Krasnapolsky heb ik
namens Ajax een amendement ingediend,
zulks aangaande het bekende artikel 60
Alg. Reglement. Dit voorstel tot wijziging
luidt aldus:
Toe te voegen als 4e lid: ,,Een speler, die
voor een vertegenwoordigend elftal uit
komt en een overtreding begaat, kan al
leen op voordracht van het sectiebestuur
worden gestraft voor wedstrijden van zijn
club."
Zoals al meer naar voren werd gebracht,
ben ik namens ons bestuur, lang circa
twee jaar voor deze wijziging bezig.
Mede naar aanleiding van het recente
geval-Van Hanegem, schijnt het, dat ik
eindelijk ook bij het bondsbestuur gehoor
heb gevonden. In ieder geval zegde voor
zitter Meuleman mij toe, dat er op korte
termijn iets gaat gebeuren.
Laten de woorden daden worden
Tijdens de vergadering al, doch vooral na
afloop daarvan, bleek uit de algemene
stemming, dat bijna iedereen gevoelig
voor mijn voorstel was.
Wat mij in hoge mate verbaasde was de
houding der amateurs, voor wie, aldus
deze heren, de reglementswijziging „niet
hoefde". Onbegrijpelijk dat men in
deze kringen, zich spiegelende aan de ge
beurtenissen bij de profs, nog zo kortzich
tig denkt. Wat zouden daar indien in
een wedstrijd tegen, laten we nemen:
Schotland, b.v. een AFC-speler wordt ge
straft (uit het veld gestuurd) en daardoor
een bepaald aantal wedstrijden niet voor
zijn club mag uitkomen de emoties
hoog oplaaien! Vooral als de situatie op
de ranglijst voor de club bijzonder goede
perspectieven biedt
Hopelijk komt hier nog bijtijds het inzicht
en zal men erkennen door „neen" te zeg
gen er volkomen naast te zitten. Of
moet men door schade en schande wijzer
worden?
Een andere opmerkelijke aangelegenheid
op deze vergadering was de houding resp.
het optreden van de voorzitter van de
Commissie van Beroep, mr. Van Bock-
hove. Laatstgenoemde heeft, zoals wel
licht velen uwer bekend is, een interview
over de zaak-Van Hanegem toegestaan
aan het sportblad Voetbal-International.
Voor zover mij bekend en ik dacht dat
ieder weldenkend mens dat met mij eens
zal zijn is het uit hoofde van zijn
functie als rechter (en als zodanig fun
geert hij in de Commissie van Beroep)
ontoelaatbaar een vraaggesprek te heb
ben, over welke zaak ook!
Op de bondsvergadering heb ik hierover
tegen genoemde heer fel van leer getrok
ken en gesteld dat èn uit dit gebeuren,
alsook uit het interview zelf, duidelijk
blijkt dat een advocaat nog (lang) geen
rechtspleger is.
Ook is door mij bij deze gelegenheid
(n.a.v. de inhoud van bedoeld artikel)
grote bewondering uitgesproken aan het
adres van de heer Burgwal, die de moed
had, nadat Van Hanegem voor drie wed
strijden was geschorst, in beroep te gaan
vanwege de gevolgen: geen spelers die
nog langer voor het Nederlands elftal
wensten uit te komen. Verder heb ik ver
klaard niet minder respect te hebben voor
mr. Schutte, voorzitter van de Strafcom-
missie, die zich van geen enkel ach-en-
wee iets aantrok en met de reglementen
in de hand het vonnis uitsprak, zoals hij
meende dat dat reglementair juist
was.
Maar mr. Van Bockhove meende met dit
alles niets te maken te hebben. Hij zag
andere belangen
Zonder de stukken van de Strafcommissie
e.a., die hem aangeboden waren per spe
ciale bode ter kennisname te doen be
zorgen, nam hij op zijn eigen houtje het
besluit de schorsing van Van Hanegem op
te schorten.
Ik zou zo zeggen, als zulke onmogelijke
handelingen mogelijk zijn, dan schort er
toch wel wat aan en zou een andere
schorsing meer voor de hand liggen
Want in een normale rechtspraak is een
besluit als door deze voorzitter van de
Commissie van Beroep genomen uitge
sloten.
Na mijn betoog beklom de heer v. B. ook
nog het spreekgestoelte wat op zich
zelf al niet erg verstandig van hem was
en trachtte zijn figuur enigermate te red
den door een verdraaiing van feiten op te
sommen, die zijn weerga niet kent. Zo
bestond hij het o.a. te zeggen dat er een
groot verschil is tussen de zaak-Keizer en
het geval-Van Hanegem. Keizer, aldus
spreker, heeft zijn tegenstander bij her
haling getrapt en geschopt
Ik had de Schiedamse advocaat natuurlijk
kunnen verwijzen naar de uitvoerige no
tities (waarvan hij wellicht ook nog iets
in zijn bezit heeft) over die aangelegen
heid-Keizer. Hem anders kunnen aanbie
den daartoe nog een exemplaar aan zijn
adres te zenden van ons clubblad no. 5,
jaargang 1967-'68. Uit de volledige be
schrijving van deze zaak (blz. 5-10) had
hij dan kunnen vernemen: dat Keizer
een reflex maakte, nadat hij bij voortdu
ring door zijn tegenstander werd aange
vallen, waartegen scheidsrechter Tschen-
scher verzuimde op te treden
We kunnen slechts constateren met welk
een willekeur er wordt gehandeld en dat
het ter bescherming van alle spelers en
alle clubs meer dan dringend noodzake
lijk is, dat eindelijk reglementair dergelij
ke praktijken zijn uitgesloten.
Trouwens, uit de reacties, tijdens het ver
weer van de heer v. B. bleek duidelijk,
dat hij geen enkel gehoor vond en kenne
lijk voor zijn eigen stalletje stond te spre
ken, de zaak-Van Hanegem metterdaad
door een Rotterdams gekleurde bril be
keek, zowel wat de uitspraak betreft als
de behandeling daarvan.
Mag ik ten overvloede nogeens opmerken
dat ik in deze beslist niet tegen de Feijen-
oorder Van Hanegem ben, noch, wat hij
of zijn club aangaat, kritiek heb op de af
loop van de strafkwestie, wat betreft de
„inmenging" van de waarschuwing tijdens
de wedstrijd van het Nederlands elftal.
Hoewel men over de zaak-Keizer des
tijds van Rotterdamse zijde dergelijke ge
dachten niet kon opbrengen!
Ajax heeft nimmer aangaande de regle
mentswijziging alléén voor zichzelf ge
pleit, doch voor alle clubs die spelers aan
het Nederlands elftal moeten afstaan, zo
goed als de herziening van de desbetref
fende regels ook het Nederlands elftal
slechts ten goede zal komen.
De heer Coler had nog de opmerking dat,
indien het wijzigings-voorstel zou worden
aangenomen en met name het sectie-be
stuur de beslissing inzake bestraffing voor
de clubs zou hebben, dit wel eens een
vrijbrief zou kunnen zijn voor spelers die
zouden zeggen: we spélen voor het Neder
lands elftal. Hoe? Maakt niets uit! Wat
kan ons gebeuren?
Zo is het natuurlijk ook weer niet. Wan
neer b.v. een speler de scheidsrechter
een klap geeft resp. een hersenschudding
zou slaan, ik noem zo maar eens wat, dan
is dat geen zaak meer voor het sectie-
bestuur, doch voor de burgerlijke rechter.
Overigens na enige discussie over en
weer, deelde de heer Coler mede, dat in
dien onverhoopt een speler toch gestraft
zou moeten worden en b.v. de Pers zich
daarmede zou bemoeien, hij niet bevreesd
zou zijn dat het sectie-bestuur dan de
volle last op de schouders zou nemen.
6