trainen.tot 1974? ajacieden F. v. d. F^zendonk Mogelijk ben ik wat te schriel in die dingen, maar een vrij fors betaalde trainersfunctie plus enkele sub-trainers, in dienst van de KNVB, komt me nogal tamelijk gortig voor. Hun gezamenlijke taak bestaat toch slechts uit het één- of twee maal per jaar laten voetballen van een zogenaamd top-elftal der beroepsvoetballers, een jeugd- en een amateurelftal. Dat ons top-Nederlands-elftal doorgaans, door omstandigheden, beneden die top ligt, is inmiddels geen geheim meer. Cup-spe lers krijgen veelal vrijaf, en terecht, terwijl er bovendien altijd wel enige topspelers zijn die iemand boos hebben gemaakt en daarom niet in aanmerking komen. Indien ik club-trainer was, waarvoor ik overigens elke kwaliteit mis, zou het me echt niet lekker zitten, mijn spelers te moeten blootstellen aan een totaal andere vorm van training en/of spel opvatting. Het is een bekend feit dat onze trainers vele en ver schillende inzichten daaromtrent huldigen, ook al met het oog op het hen ter beschikking staande spelersmateriaal. De club trainer ként zijn mensen en weet met welke speeltrant hij de best mogelijke resultaten kan bereiken. Een bondscoach kent slechts namen en meent de capaciteiten te moeten afleiden uit wat hij de op zijn verlanglijstje staande spelers in eigen ploeg ziet doen. Het verhaal dat een goede speler in elke formatie goed zal zijn, gaat misschien in enkele gevallen op, maar moet in het algemeen toch van de hand worden gewezen. De praktijk heeft in de loop der jaren meer dan eens bewezen, dat spelers in eigen milieu wekelijks de ster van het veld waren, en in ver tegenwoordigende elftallen nooit uit de verf kwamen. Er dient met het amateur-verleden volledig afgerekend te wor den! Sinds de invoering van het beroepsvoetbal is er zóveel ver anderd, dat de kwestie van een vertegenwoordigend elftal een geheel andere aanpak behoeft. Onze clubs, en beslist niet uitsluitend de toppers, spelen de laatste jaren met een zekere regelmaat tegen buitenlandse ploe gen althans méér dan ons Nederlands elftal. Trainers, coa ches en spelers doen hierbij een dusdanige ervaring op, dat zij internationaal praktisch voor geen enkel probleem meer komen te staan. Moeten we nog zo nodig landenwedstrijden spelen? Laat dan de kampioen van Nederland, eventueel op enkele plaatsen ver sterkt, als vertegenwoordigend elftal optreden! Maar laat hen dan, en dat is het belangrijkste punt, begeleiden door eigen trai ner en medische equipe. Zij toch zijn volkomen op de hoogte van de mentale en lichamelijke conditie hunner mensen en in staat hieruit de hoogst mogelijke revenuen te putten. Een tweede belangrijk punt is de bezuninigende factor. Voor deze incidentele landenontmoetingen zou de KNVB dan slechts per geval hebben te betalen. Het restant der nu te betalen jaar salarissen enz. enz. zou prachtig ten goede kunnen komen aan andere dingen, bv. de jeugdopleiding in die clubs, die zich daarvoor willen inzetten. Met alle respect voor de heer Kessler, maar trainen tót 1974 kost ook een brok geld (tót 1974). Overigens vraag ik mij af, met welke spelers hij over vier jaar voor de dag denkt te komen. Zonder helderziende te zijn, lijkt me dit nü heel erg moeilijk te bepalen. Wat nu nog veel te jong op onze velden rondhuppelt, komt over 4 a 5 jaar wellicht in aanmerking. Maar laat deze jongens dan alsjeblieft aan hun eigen gekozen club en trainer over! Dan komt men tot tastbare resultaten. De KNVB-kas, die wij met z'n allen opbrengen, moet geen zuur stok zijn, waaraan onnodig geknabbeld en gelikt wordt. Indien we de krantenberichten mogen geloven, bestaat bij de KNVB het plan om naast de heer Kessler een „sterke man" te benoemen, waaruit we zouden kunnen concluderen, dat de heer Kessler niet sterk genoeg is. Opnieuw zal er dan een aardig bedrag tegenaan gegooid wor den, waarmede m.i. evenveel of zo men wil, even weinig, bereikt zal worden dan tot nu toe. Het creëren van „baantjes" leidt slechts tot verspilling van gelden, waarmede zoveel méér zou kunnen worden gedaan, meen ik. G. J. WIERTZ Het komt nog maar al te vaak voor, dat er lieden zijn, zich Ajax-supporter noemende, maar die zich ge(mis)-dragen op een wijze die onze club sterk benadeelt. Behalve handelingen als het gooien met bierflesjes, schelden, spuwen en ander wangedrag, begint de „pret" met dit soort voetballiefhebbers dikwijls reeds bij het begin: de „heren" trach ten zonder geldig of helemaal geen plaatsbewijs op de tribunes te komen, het daarbij suppoosten, leden van de Con trolecommissie e.a. danig lastig makend. Dat is erg: er wordt streng tegen deze ongewenste gasten op getreden. Maar de mensen van onze controlediensten hebben helaas ook bij Ajax-leden (in alle categorieën, zowel werkende-, ondersteu nende e.a.) minder aangename ervaringen. Bijvoorbeeld: Bij wedstrijden waar Ajax-diploma's niet geldig zijn en dat genoegzaam bekend is gemaakt, toch proberen bin nen te komen. Verwonderd en boos zijn, wanneer hen de toe gang wordt geweigerd. Zij zo-en-zolang lid of wat-ook van Ajax! Hoe durven we! Zelfs komt het voor bij Ajax-wedstrij- den dat zij hun diploma wél hebben, maar menen het niet be hoeven te tonen omdat de betreffende suppoost of contro leur hem toch wel kent enz. enz. Mijne heren, laat ik het kort maken: gedraagt u zich als waar dige Ajacieden. Houdt u zich aan de regels en maakt het ande ren, die de taak op zich genomen hebben een ordelijk verloop bij de wedstrijden te bevorderen, niet moeilijk. Ik reken op u! Namens de Controlecommissie, C. J. BIESHAAR VOORVERKOOP AJAX en OLYMPISCH STADION Toto-inleveringAjax - BI. Wit - DWS HEDW Sigarenmagazijn Postagentschap Derkinderenstraat 64, Amsterdam-West 19

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1969 | | pagina 19