microlonist willem van steenbergen
'van de wedstrijd zelf zie ik bijna niets'
Het leven van de voorzitter van de Sportcommissie der KNWU
(Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie) gaat bepaald niet
over rozen. Vrije tijd blijft er weinig over en ook voor het geven
van een interview is de tijd beperkt. Echter, de aanhouder wint
nog steeds en zodoende zit ik dan toch tegenover de man die
men dadelijk herkent aan zijn alom bekende: „Hallo, hallo, da
mes en heren, goedenmiddag en van harte welkom in het Ajax-
stadion." Hij is ook degene, die ons tijdens iedere wedstrijd
keurig de rust- en eventuele eindstanden meldt, die een slape
rige automobilist er op attent maakt dat de motor van zijn auto
nog draait, kortom, hij geeft ons de nodige informatie vóór,
tijdens en na de wedstrijd. En verleent aldus een belangrijke
service aan het publiek. Die man is dan W(illem) van Steen
bergen (59), reeds lange tijd microfonist, speaker, omroeper
of hoe u het ook maar wilt noemen, van het Ajax-stadion. Be
langrijk is ook, dat hij, zoals reeds eerder gezegd, een uitermate
belangrijke functie bekleedt in de KNWU. Maar daarover straks
meer.
Plaats van dit gesprek is het restaurant in het Ajax-stadion,
enige uren voor de aanvang van de wedstrijd AjaxNEC, tij
dens welke Willem van Steenbergen met emotionele stem enige
heethoofden tot de orde moest roepen, toen het eerste bier
flesje op het veld werd gegooid.
In het nogal rumoerige restaurant vertelde hij:
„Hoe ik zo met dat omroepen begonnen ben? Dat was nogal
onverwachts. Zoals je weet ben ik een wielerman in hart en
nieren. Ben nogal actief geweest in de wielersport, hoe
wel dat niet mijn eerste sport was. Ik begon, bijna vanzelfspre
kend, met voetballen. Bij De Germaan, als adspirantje. Maar
ging tegelijkertijd, zuiver voor zelfverdediging, boksen bij Karei
Bisschop. Echter, het wielrennen trok mij enorm. En daar ik van
mening ben dat je geen twee, laat staan drie sporten tegelijk
even goed kunt beoefenen, besloot ik mij geheel toe te leggen
op het „fietsen". De successen bleven niet uit: na twee jaar bij
Excelsior te hebben gereden, werd mij geadviseerd naar Olym-
pia over te stappen, omdat in deze Club te leren viel. In mijn
eerste jaar als amateur werd ik er sprintkampioen. Het jaar
daarop, in het sprintkampioenschap van Nederland, werd ik
tweede. In 1931 gold ik als groot favoriet voor de sprinttitel.
Een ongelukkig gereden halve finale tegen Jac. van Egmond
(banddikte) bracht mij een grote teleurstelling. In 1932 begon
ik met frisse moed. Werd gekozen in de wielerploeg voor de
Olympische Spelen te Los Angeles, op tandem met Van Egmond.
En toen gebeurde er iets wat in die tijd nog mogelijk was. Mijn
ouders maakten bezwaar omdat de voorbereiding en de reis
teveel tijd vergden. Ik kon niet gemist worden in het bedrijf.
Moest dus van deze eervolle uitnodiging afzien. Erg jammer.
Stopte met de actieve wielrennerij.
Nu dan hoe ik met dat „sportomroepen" begonnen ben, niet
waar? Wel, ik heb mij dus altijd erg voor de wielersport ingezet.
Niet alleen op de fiets, later in bestuursfuncties (Olympia) en
als jurylid (op weg en baan). Toendertijd, in 1941, was ik reeds
enige jaren jurylid bij de wielerwedstrijden in het Olympisch
Stadion. De grote „baas" heette Jan J. van den Berg. Ik keek
tegen hem op als een berg. Voor mij deed hij zijn naam letterlijk
eer aan. Naast mijn juryfunctie assisteerde ik directeur v. d.
Berg met het omlijstingsprogramma de amateurs en nieuwe
lingen. Zoals gebruikelijk was, bespraken wij in de maand april
het programma voor het nieuwe seizoen. Moest op die en die
dag, zo en zo laat op het kantoor komen voor de bespreking.
Als eerste kwam aan de orde de jury. Van den Berg begon: Stol
Willem van Steenbergen. „Hallo, hallo
kamprechter, Brunt wedstrijdcommissaris enz. enz. Toen kwam
het: microfonist Van Steenbergen. Nou man, ik wist niet wat mij
overkwam. Begon tegen te spartelen met kreten als: dat heb ik
nog nooit gedaan, dat durf ik niet enz. Maar ja, hij was als een
tweede vader voor mij, dus zoveel durfde ik nu ook weer niet
te zeggen.
Je kunt het geloven of niet, maar iedere keer, wanneer ik een
blaadje van de kalender scheurde en de dag van de openings
wedstrijden naderde, werd ik nerveuzer. Toch moest ik er door
heen en ik kwam er doorheen Ik heb het 23 jaar volgehou
den en moest stoppen toen ik benoemd werd als lid van de
KNWU-Sportcommissie.
Ajax
Tja, in het Olympisch Stadion heb ik heel wat „gesmoesd". Het
gebeurde wel eens, dat ik als speaker, gezeteld op het jury-
platform, de aankomst van een wedstrijd anders zag dan mijn
collega kamprechter. Zei dat soms ook wel eens tegen mijn
vrienden in de jury, maar ja, ik had maar om te roepen wat zij
mij opdroegen. Dan kwam het wel eens voor dat de bezoekers,
die dicht bij de eindstreep zaten, protesteerden tegen de uitslag
en mij begonnen uit te schelden. Natuurlijk volkomen onbillijk.
Schelden doet mij overigens weinig.
12