w. f. volkers: 'ajax is een stuk van mijn leven' Een citaat uit het jubileumboek „Ajax 1900-1950": „Volkers was een balkunstenaar, die Delsen naar de kroon stak, doch zijn taktïsch inzicht schatten we nóg hoger. Ook Volkers behoorde tot de meest spectaculaire spelers die Ajax ooit beeft gehad. Bal stoppen, in ééns doorgeven, schijnbewegingen ma ken, echt de fijne school, de hoge- sdhool van het voetbal. Volkers was bovenal een geestige speler, vol arigi- nele invallen, improviserend in een volkomen eigen stijl." Wanneer men zo complimenteus over een voetballer kan schrijven, moet de persoon in kwestie wel van grote klas se zijn geweest. Maar niet alleen op het veld deed Volkers van zich spre ken. Ruim dertien jaar lang maakte hij zich meer dan verdienstelijk als eerste penningmeester, in 1956 nam hij het voorzitterschap van Marius Koolhaas over, op het ogenblik is hij voorzitter van de financiële commissie, voorzitter van de Bordjesclub, enz. enz. Reden genoeg om deze, op 3 oktober a.s. 70 jaar wordende Ajacied in hart en nieren, eens op te zoeken in zijn smaakvol ingerichte woning aan de Rijnstraat in Amster dam. Mensen, die Volkers van nabij kennen, zullen het met mij eens zijn dat, wat praten betreft, hij net zo rap en geestig is, als vroeger op het groene voetballaken. Het kost dan ook weinig moeite de, sedert 15 juli 1947 Erelid zijnde, Ajacied aan het praten te krijgen. Kortom, W. F. Volkers vertelt: „Hoe komt iemand bij Ajax. Op diverse manieren. Ik voetbalde vroeger in het elftal van de Heineken's Brouwerij. Gewoon be drijfsvoetbal. Zonder mij nu erg op de borst te slaan, was het toch wel zo, dat i'k leuk kon meekomen. In feite verliep iedere wedstrijd hetzelfde. In het begin opereerde ik in de voorhoede, maakte een paar goaltjes, om vervolgens de rest van de wed strijd te gaan „spillen" of „backen", al waar het meeste gevaar dreigde. Zo wonnen we veel wedstrijden. Nu had ik al veel vrienden bij Ajax en vaak vroegen ze mij waarom ik niet bij hen kwam voetballen. Uiteindelijk gebeurde dat dan, mede op ver zoek van Jack Reynolds. Van 1923 tot 1936 heb ik continu in het eerste van Ajax gespeeld. Geen wedstrijd overgeslagen. In die tijd werden we acht keer afdelingskampioen en drie keer nationaal kampioen. Niet mis! Nadat ik achttien wedstrijden voor Ajax had gespeeld, werd ik gekozen voor het Nederlands elftal. Ik was toen 24. Dat was toch iets geweldigs. Ik zal het nooit vergeten: 2 november 1924: HollandZuid-Afrika. We wonnen met 21. Daarna heb ik er nog zes mogen spelen: BelgiëHolland op 15 maart 1925 (01), HollandDuitsland op 29 maart van hetzelfde jaar. In die wedstrijd, welke wij met 21 wonnen, scoorde ik de tweede goal. Dan, door omstandig heden, pas na tien jaar (19-4-1935) Zuid-SlaviëHolland 41. Vervolgens nog drie thuiswedstrijden: tegen België (21), Ierland (02) en Tsjechoslowakije (12). Nooit in mijn voetballoopbaan heb ik een blessure gehad. Ik was dan ook geen harde voetballer. Reynolds heeft vaak tegen mij gezegd, dat ik te week was. Met zijn Engelse accent kon hij je dat humoristisch vertellen. Ik was ook geen echte goalgetter. Dat was de helaas kortgeleden overleden Piet van Reenen. Niet voor niets had hij de bijnaam „goaltjes Piet". Wij spraken altijd veel af voor de wedstrijd. Meestal lukte onze opzet wel. Met Ajax heb ik ook veel reizen meegemaakt. In totaal 15 stuks: Oslo, Stockholm, Boedapest (2x), Wenen (2x), Boekarest, Pa rijs, Engeland (3x), Bratislava, Zagreb, Bern, Lausanne. (Zelf schrijft Volkers in het eerder genoemde jubileumboek: of moet ik soms nog een van die avonturen vertellen tijdens de reis die wij met ons Ajax-team door Scandinavië maakten, waarbij een teil water, volgens mijn vriend Roef Vunderink voor mij be doeld, uit het hotelraam van de tweede verdieping (spijtig?), linia recta op het hoofd van mijn vriend Wim Bruynesteyn, die geflankeerd werd door Henk Andriessen en Jan de Boer, terecht kwam, waarbij laatstgenoemde geen spatje ontving, terwijl onze tegenpartij, mijn vriendje Arie de Wit, veel aanleg toonde voor een real bommenwerper, nog wel zonder bril?") Maar goed, aan alles komt een eind. Ik kan natuurlijk eindeloos over mijn voetbaltijd vertellen. Van iedere wedstrijd blijft je wel wat bij. Bijvoorbeeld de wedstrijden tegen VUC: thuis 170, uit 09. We hadden een geweldig elftal. Zonder meer. Het was een fijne tijd. Ik ben daar Ajax erg dankbaar voor. Functies In 1940 werd ik benoemd tot eerste penningmeester van Ajax. Nu had ik in het dagelijkse leven ook veel met administratie te maken, dus het vak boekhouden was mij niet helemaal vreemd. Al gauw begon ik met een boekhoudkundige reorganisatie. Ik kan mij nog wel herinneren, dat iedere club van de KNVB een kasboek kreeg, waarin men de diverse baten en lasten moest bijhouden. De KNVB had zodoende een controle op de financiële toestand van de diverse clubs. Echter, naar mijn smaak, was dat kasboek qua indeling vreselijk slecht. Ik zag geen kans mijn administratie in zo'n boek weer te geven. Ik bracht dat de KNVB zó goed aan het verstand, dat ik, als enige in Nederland, vrijgesteld werd van deze plicht. Als ik mocht kiezen tussen de functie voorzitter of penning meester, dan koos ik het eerste. Niet dat voorzitter-zijn nu een erebaantje is, verre van dat, maar penningmeester-zijn is anders druk. Beheer over de financiën van de club brengt veel verant woording met zich mee. Zonder geld begint men niets. Ajax ook niet. En wie brengt dat geld in de kas? Juist, het publiek. En hoe krijg je het publiek naar het stadion? Alweer juist, door goed voetbal te spelen. En daarom heb ik altijd gezegd: wat op het veld loopt, bepaalt de waarde van de club. Wat heb je er aan wanneer een club een miljoen in kas heeft en ergens onder aan de ranglijst bengelt. Trouwens, het één sluit het ander uit. Het voetbal is een bedrijf, een zaak geworden. Geen mens ter wereld, behalve degenen, die er dagelijks inzitten, weet wat het is, een voetbalbedrijf op gang te houden, om jaar in, jaar uit mee te draaien aan de top. Op het ogenblik bestaat het bestuur uit mensen, die al hun tijd en werk dat men aan Ajax geeft, zonder enige vorm van financieel belang doen. Ik ben er echter van overtuigd, dat dit in de toekomst niet meer houdbaar blijft. Op de administratie zitten nu al vier mensen, vroeger deed ik het helemaal alleen. Kun je nagaan hoeveel groter Ajax geworden is. Het dagelijks bestuur, maar niet alleen die, zijn reeds tientallen jaren lid van Ajax. Men spreekt eikaars taal. Men weet wat het is topvoetbalier te zijn. En met ons allen streven we naar één en het zelfde doel: het belang van Ajax zo goed mogelijk dienen. De tijd, die men aan de club geeft, is enorm veel. Maar men heeft het er voor over. Als een soort dank voor al het fijne, wat men in vroegere jaren heeft mogen mee beleven. Natuurlijk zijn er in het bestuur en tijdens vergaderingen wei eens onenigheden en dat is maar goed ook. Een keer fel tegen over elkaar staan kan helemaal geen kwaad. We weten dat vroeg of laat we het toch eens worden, omdat we met ons allen naar hetzelfde streven: de club Ajax zo goed mogelijk te dienen. In 1956 nam ik het voorzitterschap van Marius Koolhaas over. Door de affaire Bobo Sal ben ik er toen na twee jaar mee ge stopt, omdat ik met de gedachte bleef zitten, dat mij zoiets weer kon gebeuren. Het was een smerig zaakje. Laten we het daar maar op houden. Dan ben ik nu voorzitter van de financiële commissie. Ook met 16

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1969 | | pagina 16