sportspecialisten
psychologie
en psychohygiëne in de sport
Peppy van dep Kar
SPORTMAGAZIJN
10 VESTIGINGEN
Wij leverden de complete
uitrustingen voor vele
verenigingen en scholen.
Het lid van onze medische staf, de heer R. N. Zeven, psychia
ter, heeft op een open sportartsendag te Amsterdam, de vol
gende inleiding gehouden.
Over psychologie in de sport werd gedurende de afgelopen
jaren veel gesproken. In mindere mate wetenschappelijk ge
schreven en nauwelijks research verricht.
Aan de coaches mogen wij de eer toekennen op dit terrein in
het verleden en heden belangrijk werk te hebben verricht. Hoe
wel wij hierbij moeten aantekenen, dat dit psychologisch werk
veelal op intuïtieve basis werd verricht en slechts zelden ge
fundeerd, consequent of systematisch. Geprogrammeerde re
search op dit gebied bestaat ook thans nog nauwelijks.
Indien wij ons afvragen waarom psychologie in de sport in
vakkundig opzicht zulk een moeizame ontwikkeling vertoont,
stuiten we naar mijn mening vooral op het divergerend karakter
van het wezen psychologie en het wezen sport. Psychologie in
het algemeen beweegt zich voornamelijk op het abstracte vlak
(het meten van het onzichtbare), terwijl de sport meer op con
creet terrein ligt (tijden, maten, gewichten, punten). Het onder
één noemer brengen van psychologie en sport wordt hierdoor
nogal eens bemoeilijkt, temeer daar de vertegenwoordigers van
deze disciplines door een analoog verschil in denken, beoor
delen en handelen, elkaar niet altijd even gemakkelijk vinden.
Voor de coadh telt primair de prestatie, voor de psycholoog
meer het psychisch gebeuren rondom de prestatie. Van samen
werking tussen coach en psydholoog kan pas sprake zijn indien
er een wederzijdse basiskennis bestaat van eikaars denkwereld
en vak.
Men kan zich vervolgens afvragen in welke mate samenwerking
tussen coach en psycholoog noodzakelijk is. Of dit even inten
sief moet plaatsvinden als tussen coach en clubarts valt te be
twijfelen. Als argument wil ik hiervoor graag aanvoeren een
A
recente uitspraak van de Amerikaanse hoogleraren in de psy-
dhologie Bruce Ogilvie en Thomas Tutko, die stellen, „dat
succesvolle coaches gewoonlijk goede psychologen zijn" (n.b.
dit in tegenstelling tot het werk op sociaal gebied, waarvoor de
meeste coaches weinig feeling bezitten).
Tijdens het sportgebeuren zal de coach dan ook weinig behoefte
hebben aan een psycholoog die hem met raad en daad bijstaat.
Immers op dat moment is de coach de man die door een beter
inzicht en overzicht van spelers en sportgebeuren de beste
maatregel kan en moet nemen. De coach is op dat moment de
verantwoordelijke man.
De psycholoog kan echter een belangrijk aandeel hebben in de
vorming van genoemd inzidht en overzicht en wel gedurende de
periode waarin coaches worden opgeleid. Uit velerlei overwe
gingen zou men de eis moeten stellen, dat aan een erkende
sportacademie c.q. -instituut, waar coaches worden gevormd,
een psycholoog als docent is verbonden om onderwijs te geven
in de basiskennis van de psychologie. Men zal hierdoor on
tegenzeggelijk de kunst van het coachen op een hoger niveau
brengen!
Ten aanzien van de topsportbeoefenaars kan de sportpsycho-
loog eveneens bijzonder belangrijk werk doen op het gebied van
de constructieve zorg (hier kom ik later nog op terug) door bij
voorbeeld het bepalen van beroepsaanleg, streefniveau, intelli
gentieniveau en/of karakterstructuur.
Ook op het gebied van groepswerk is nog te weinig gedaan.
Hoewel men hierbij steeds bedacht moet zijn niet op het terrein
van de coach te komen. Alleen dan worden er positieve resul
taten bereikt indien spelers en coach voor psychologische be
geleiding gemotiveerd zijn, dat wordt op zijn beurt weer mo
gelijk indien men er voor waakt hen niet in de uitoefening van
hun werk te hinderen.
Vervolgens een nader betoog over de medische zorg. Waarbij
ik als psychiater speciale aandacht zou willen schenken aan de
psychohygiëne in de sport.
Onder psychohygiëne kan men verstaan: „zorg te dragen voor
een zo gezond mogelijke psychische conditie". Psychische con
ditie kan men vervolgens definiëren als „de wijze waarop het
IK functioneert, resp. is gestructureerd en omgaat met zowel
gewetens- als drift (libido- en agressie-) impulsen."
De functies van het IK zijn onder meer: waarnemen, associëren,
reguleren, controleren, concentreren, testen van de werkelijk
heid, besluiten en omgaan met frustraties. Zonder twijfel func
ties die in de sport van belang zijn.
Nu kan men zich afvragen of er in de topsport frequent sprake
is van emotionele stoornissen en zo ja, in welke vormen zij
worden geuit en welke behandeling hierbij is aangewezen.
Van lichamelijke blessures is bekend hoe frequent en hardnek
kig zij bij topsporters voorkomen. Gezien de uitzonderlijke
lichamelijke prestaties die er worden geleverd, is dit begrijpelijk.
Geldt dit ook voor de psychische blessures bij topsporters?
Tijdens de Olympische Spelen in 1968 te Mexico stelde de chef
van de medische staf van het NOC het in een interview aldus:
„Als de wedstrijden eenmaal begonnen zijn, komt de taak van
de medicus voor een aanzienlijk deel in het medisch-psycholo-
gische vlak te liggen. Wij medici zijn dan vaak meer praatpaal
dan arts. Er komen veel mensen bij je met uiterst lichte of
vermeende verwondingen, die je over een bepaalde drempel
moet helpen. In dit opzicht hebben wij in die dagen wellicht het
belangrijkste werk."
sportartikelen
sportieve confectie
speelgoed camping
10