Heus geen bijzonder goed elftal. Maar we
vormden een eenheid. Tel daarbij het
feit, dat onze trainer, Hummenberger, de
voorkeur gaf aan een versterkte defensie
(getuige: de talloze 10 overwinningen)
en dankzij enige misstappen van onze
concurrenten, werden we toen kampioen.
Dat gebeurde in het Olympisch Stadion
tegen DWS. We wonnen met 51. Nooit
zal ik echter in dat seizoen de 50 over
winning in Rotterdam op Feijenoord ver
geten. Toen we naar Amsterdam terug
gingen, hoorden we in de bus Dick van
Rijn de uitslagen voorlezen: „Feijenoord
Ajax 05, Feijenoord wèl opgeko
men." Zoiets blijft je altijd bij. Gelijk mijn
debuut in het eerste elftal van Ajax. Dat
viel toevallig samen met de afscheidswed-
strijd van Jan Potharst. De strijd ging
tegen Heracles en we wonnen met 10.
En zoals altijd is er een tijd van komen en
een tijd van gaan. En die tijd-van-gaan
kwam voor mij al vrij snel. In 1960. Mede
door de reeds genoemde blessure had ik
een matig seizoen achter de rug en werd
op de transferlijst geplaatst. Maar ja, wat
wil je. Wanneer je zóveel jaren lid van
Ajax bent, trekt een andere club je niet. Ik
weet nog wei dat wijlen secretaris Jan
Elzinga opbelde en vertelde dat RCH en
Alkmaar belangstelling voor mij hadden.
Daar voelde ik geen spat voor. Wat moest
ik bij RCH doen? Nee, ik stopte er reso
luut mee. Het spel was letterlijk en
figuurlijk uit
Over de trainers. Ja, ik heb er nog al wat
gehad. Uiteraard begon ik als adspirantje
bij Jack Reynolds. Daarna kwam Walter
Crook, een geweldige trainer, waar ik veel
aan te danken heb. Onder hem kwam ik
tot grote hoogte. Vóórdat dan Carl Hum
menberger kwam, waren er nog Kaufman
(van korte duur) en Thompson, trainers
waar ik bijna niets meer van weet. Met
Carl Hummenberger was het anders. Een
bijzonder aardige man, een uiterst deskun
dige oefenmeester die, zoals ik reeds zei,
van een sterke verdediging hield. Zodoen
de maakten wij weinig doelpunten. En dat
is nu net iets wat het publiek niet neemt,
hetgeen duidelijk waarneembaar was.
Dan nog Vic Buckingham. Een trainer, die
voor mij meer een dokter was. Bij mijn
tweede voetbalknietje werd ik geholpen
door dokter Tetzner; Buckingham bleef de
gehele operatie erbij. Hij heeft alles ge
daan om mij weer zo gauw mogelijk op de
been te helpen. Liet bijvoorbeeld een spe
ciale schoen maken met 20 kilo lood er
aan. Drie keer per dag was het oefenen
geblazen. Keihard ging het er altijd tegen
aan. Wat ik overigens helemaal niet erg
vond. Mijn stijl van spelen was nl. ook niet
zachtzinnig. Dat geef ik zelf toe Let
wel, ik speelde niet te hard. Maar door
mijn grote inzet en enthousiasme wilde
het wel eens een beetje ongecontroleerd
gaan.
Meestal kreeg ik de opdracht een speciaal
mannetje „te houden". Als het b.v. tegen
Wageningen ging, was het altijd: Charlie
v. d. Weerd, tegen Enschedese Boys: Abe
Lenstra, tegen Feijenoord: Coen Moulijn.
En niet te vergeten Josje Vonhoff als we
tegen DWS of later tegen BVC Amster
dam speelden. Die was geloof ik wel de
lastigste, vooral omdat hij klein is en ik
vrij groot ben. Maar het ging altijd spor
tief.
Trainer
Nauwelijks was ik met voetballen gestopt
of een vereniging uit het naburige Duiven-
drecht, ODA, vroeg mij of ik bij hen trai
ner wilde worden. Nou ja, daar voelde ik
wel wat voor en begon een cursus te vol
gen.
Nu heb ik het D-, C- en B-diploma.
Na ODA heb ik Aalsmeer en Nautilus ge
traind. En nu dan Ajax. Wat wil je nog
meer. Het gaat geweldig. Hoewel het na
tuurlijk altijd beter kan. Vorig jaar werden
alle amateurteams kampioen op Ajax 3
na. Dit elftal kwam één schamel puntje
te kort. Dus, je begrijpt wat ons streven
dit jaar is. Alles kampioen. En ik geloof
dat we de goeie kant op gaan, hoewel
we het woord: kampioen nog nauwelijks
durven uit te spreken. De weg is nog lang!
De voornaamste taak van een trainer?
Een voordeel is het, als hij top-voetbal
heeft gespeeld.
Hij moet daarin een zekere ervaring heb
ben opgedaan. Anders kan hij nooit het
toe-en-wat weten. Begrijp je?
Persoonlijk ben ik van mening, dat een
trainer in staat moet zijn van een elftal
een hechte eenheid te maken. Zowel de
spelers onderling als de spelers en de
trainer moeten als vrienden met elkaar om
kunnen gaan. Dat valt vaak niet mee. Een
elftal bestaat uit elf jongens met elf ver
schillende karakters en dan heb je nog
een oefenmeester met weer een andere
geaardheid. Maar het moet uiteindelijk
toch kunnen, anders is ieder succes uit
gesloten. Er moet overwicht op de
jongens zijn. Trouwens, ik geloof ook,
dat topsportmensen iemand willen, die
boven hen staat. Het moet echter niet zo
zijn, dat de spelers hun trainer zien als
een soort supermens, als iemand, die alles
weet en ook alles kan. Maar de trainer
moet wèl beslissen over wat gebeuren
gaat. Eventueel in overleg met de spelers.
Het is daarbij zijn taak het zó te brengen,
dat zij 'het voorstel of besluit ook accep
teren.
Tegenwoordig is 'het zo, dat onze derde-
elftal-spelers alleen maar behoeven te zor
gen voor een paar voetbalschoenen. Ajax
zorgt voor de rest. Het vuile goed wordt
door Ajax gewassen. Na iedere training
staat er ook voor 4e, 5e en 6e elftal een
verfrissing klaar. Dokter en onze zo voor
treffelijke masseur Salo Muller zijn con
stant beschikbaar. De club eist van mij
dat ik spelers lever voor het eerste of
tweede elftal. Daar wordt ik voor betaald.
Ajax 3 bijvoorbeeld krijgt een zelfde trai
ning als Ajax 2. Waarom? Om dat het dik
wijls gebeurt dat een speler uit Ajax 3 het
tweede team moet completeren. Dan moet
de desbetreffende speler klaar zijn. Hij
moet volledig kunnen meekomen.
Daarom eis ik van al mijn spelers dat ze
zich tijdens de training drie a vier keer
per week volledig inzetten. Om zeven
uur beginnen en niet om vijf-over-zeven.
En dan wordt er gewerkt. Keihard! Wie
niet traint speelt zondags niet. Wie te
laat komt kan rekenen op een extra trai
ning na afloop. De spelers weten dit alle
maal bijzonder goed. Men heeft dit leren
accepteren. Moeilijkheden komen zelden
voor. En wanneer die er zijn, worden ze
opgelost.
Vóór de wedstrijd komen we altijd even
bijeen. Er wordt dan een kleine bespre
king gehouden over taktiek, tegenstander
enz. Concentratie moet er zijn, hoe laag
een tegenstander ook op de ranglijst
staat. Onderschatting is het ergste wat
een elftal kan gebeuren. Iedere club of
het nu een senioren- of een welpenelftal
is, speelt tegen Ajax altijd boven zijn
krachten. Wanneer men maar het Ajax-
shirt ziet of de naam Ajax hoort, geeft dit
de tegenstander zo'n prikkel, dat men tot
geweldige prestaties komt. Altijd moeten
wij rekenen op grote tegenstand, omdat
het immers een eer blijft van Ajax te win
nen. Daarom ook kan men bij ons ook
geen halfwas-voetballers gebruiken. De
selectie blijft dientengevolge vrij streng.
Wie niet mee kan komen, valt af.
Er is nogal wat bijgeloof in de sport in het
algemeen, zoals je wel zult weten. In de
top-sport is dat natuurlijk niet anders.
De zogenaamde mysterieuze krachten
Bij Ajax 3 b.v. is het geloof dat, wanneer
ze met witte kousen spelen, ze niet kun
nen verliezen.
Of vóór de wedstrijd met z'n allen even
de hand op de bal.
Ja, allemaal vormen van concentratie, die
zo verschillend zijn daar zou nog heel
wat over te vertellen zijn.
Over „verschillend" gesproken Bij de
wedstrijden kan IK gewoon niet stil blij
ven zitten. Ik moet me kunnen uiten en
dat ik geheel met het gebeuren binnen de
lijnen meeleef, is duidelijk waarneembaar.
Hoe anders is dit ten opzichte van hoofd
trainer Michels. Deze in de meest beheer
ste rust men zegt weieens: ijzig op
zijn bank. Uiterlijk zonder enige emotie.
Och ja, zo is de een nu eenmaal anders
dan de ander.
Publiek
De tijden zijn veranderd. En met die tijden
het voetbalspel. Er wordt sneller gespeeld.
En ook wel beter, dacht ik. Er zit nog
meer systeem in dan in mijn tijd. Maar dat
komt ook omdat de trainingen steeds ver
beteren. Vroeger had je geen trainerscur
sussen. Het wordt steeds meer geperfec
tioneerd. Het publiek komt niet meer als
het slecht gaat. Althans niet in Amster
dam. Dat zag je wel, toen het Ajax slecht
ging, een jaar of vier geleden. Neen, dan
de Rotterdammers. Even een voorbeeld:
Toen wij met 50 in Rotterdam van
Feijenoord wonnen, zaten er 65.000 men
sen in de Kuip. Men kende toen nog niet
11