trainer bob haarms: „tegen ajax speelt iedere club Zo maar een gewone vrijdagavond Het prachtige restaurant in het Ajax-stadion is druk bezet. Hetgeen ook niet helemaal on begrijpelijk is, want voor velen betekent vrijdagavond: clubavond. De biljarts zijn continu bezet en het klaverjasspel wordt in al zijn -hevigheid beoefend. Aan de bar zit o.a. Bob Haarms, 34 jaar en sedert enige tijd oefenmeester der voetbalama teurs van Ajax. Menigeen zal zich nog de tijd kunnen herinneren dat Haarms als rechtshalf of spil in het hoogste college van Ajax, het eerste elftal, speelde. Vrou we Fortuna had het zeker niet op Haarms gemunt. Tot tweemaal toe werd hij ge troffen door het beruchte voetbalknietje. Maar daarover straks meer. We trekken ons terug in een wat rustiger omgeving, het domein van trainer Michels, en steken van wal: Inderdaad ben ik reeds geruime tijd met Ajax verbonden. Om precies te zijn sedert 1947. Dus reken maar uit. Als „broekie" van twaalf jaar kwam ik mij als lid aan melden. Je moet niet denken, dat je ook toen zomaar in Ajax kon komen. Ik heb maar liefst driemaal moeten proefspelen alvorens ik werd toegelaten tot de adspi- rantjes. Want welpen bestonden er nog niet. Toen al was de selectie zeer streng. En om kort te gaan, ik heb het tot het eerste elftal gebracht. Van 1952 tot 1960. Helaas heb ik wel enige wedstrijden moe ten missen. Vanwege die ellendige voet balknie. Nee, ik heb, wat dat betreft, be paald geen geluk gehad. Mijn vaste plaats was meestal rechtshalf, maar ook wel spil. Een 4-2-4-systeem of zoiets bestond nog niet. Hoe ik zover gekomen ben? Moeilijk, om dat van je zelf te zeggen. Ik geloof, dat het louter en alleen gelukt is door eer zucht en doorzettingsvermogen, wat, naar ik dacht, ik wel bezit. De wil, om zo hoog mogelijk te komen, moet aanwezig zijn. Anders lukt het niet. Althans niet voor een onopvallende speler als ik was. Je moet er véél voor over hebben. Niet roken, niet drinken, op tijd naar bed. Vooral aan de vooravond van een belangrijke wedstrijd. Verder gewoon zo regelmatig mogelijk le ven. Je kunt onmogelijk én veel uitgaan met alles wat daarbij komt, én topsport beoefenen. Echter, wannéér je dan iets bereikt, is de voldoening des te groter. Daarom was het een fijne tijd. Temeer ook, daar ik het voorrecht heb gehad aan wedstrijden deel te nemen welke golden voor de Europa Cup. Als de dag van gis teren herinner ik mij zowel het uitschake len door ons van Wismut, de kampioen van Oost-Duitsland, als de beide wedstrij den tegen Vasas uit Budapest. In Amster dam werd het nog 22 maar in Budapest kregen we geen voet aan de grond. Met 40 werden we om zo te zeggen in de pan gehakt. Het opvallende is echter, dat we tot deze, toch wel goede prestaties kwamen met een helemaal niet bijzonder sterk elftal. In die tijd hadden we Eddy Pieters Graafland nog in het doel. Achter stonden toen v. Mourik, Wim Andriessen, Cor Geelhuizen alsmede Guus van Ham en voor de voorhoede waren Piet v. d. Kuil, Loek den Edel, Wim Feldman, Willy Schmidt, Willem Bleyenberg, Piet Ouder- land en Swart. 10

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1969 | | pagina 10