salo muller tien jaar masseur bij ajax 'ik zou er geen hulp bij willen hebben' bij willen hebben. Ik zou alleen maar bang zijn dat mijn „hulpie" het niet goed zou doen. Weet u dat ik ben uitgenodigd om zes weken naar Mexico te gaan, als masseur van de Nederlandse ploeg? Het gaat echter niet door. Ik kan Ajax niet in de steek laten. De jongens hebben mij hard nodig en Ajax gaat nog altijd voor. Eén week zou nog gaan, maar anderhalve maand is echt te lang. TRAINERS Uiteraard heb ik in de loop van die tien jaar een groot aantal trainers meegemaakt en een nog veel groter aantal spelers. Toen ik bij Ajax kwam, was Karl Hummenberger de oefenmeester. Een bijzonder fijne vent. Hij was enerzijds zeer gevoelig maar kon soms ook hard tegen de jongens optreden. Het eerste elftal bestond toen uit: Van Drecht of Hoogerman in het doel. Dan achter Geelhuizen, Wim Andriessen en Van Mourik. Haarms en Visser in het midden en vóór: v. d. Kuil, Wim Feldman, Bleyen- berg of Den Edel, Snoek en Schmidt. Daarna kwam Buckingham, een zeer bekwaam iemand, die ech ter, dacht ik, de kunst van het techniek-bespreken miste. Hij was meer een manager. Vervolgens heb ik nog gewerkt onder Spur- geon, Gruber, Rowley, weer Buckingham en nu dan tenslotte Rinus Michels. Onder Michels wordt het nu alweer het vierde jaar. Wat gaat het toch vlug. Een geweldige trainer. In alles. Zonder meer. We vormen samen met de spelers en dokter Rolink als het ware een hechte familie. Ja, er is toch wel veel veranderd in de loop der jaren. Volgens mij is alles veel doelgerichter geworden. Men leeft meer naar een wedstrijd toe. De concentratie is groter. Neem bijv. toen- dertijd de twee wedstrijden tegen Frederikstadt in de strijd om de Europa Cup. Uit werd met 43 verloren, terwijl we thuis met 00 gelijk speelden. We waren dus gewipt. En toch had den we toen een goed elftal. Alleen de concentratie ontbrak. Dat is nu heel anders. Er wordt echt naar iedere wedstrijd toege- leefd. Op maandag wordt er al gesproken over zondag. SPRINT Op het ogenblik hebben we een machtig elftal. De spelers zijn tot het uiterste op elkaar ingespeeld. Ze gaan als ware vrienden met elkaar om. En ik ook met hen. Dat komt waarschijnlijk door mijn leeftijd. Iedere speler ken ik door en door. Ik weet precies hoe ze zijn. En allemaal anders. Dat is juist het leuke van dit vak. Ach ja, mijn volgens velen beroemde „sprint" naar een geblesseerde speler. Ik heb wel eens meer gezegd, dat zoiets alleen maar bittere noodzaak is. Zo'n speler moet weer zo snel mogelijk op de been worden gebracht. Ook al omdat anders het ritme uit de ploeg gaat. Daar komt dan nog bij dat ik het een beroerd gezicht vind wanneer daar iemand op de grond ligt. Ik kan dat niet aanzien. Heus, ik hoor de mensen niet lachen als ik weer even een „sprintje" aantrek. Volgens velen loop ik in derdaad tamelijk snel. Dat komt misschien omdat ik vroeger ook vrij veel aan sport heb gedaan. Vooral geroeid. Daarnaast deed ik nog wat aan atletiek, tafeltennis, schaken en basketball. In schoolteams was ik altijd present. Dinsdagavond 27 augustus in het Ajax-stadion: „Nee, vanavond gaat het echt niet. Je ziet het, een kamer vol jongens, 't Lijkt wel een sanatorium. Maar morgenavond bij mij thuis. Na acht uur ben ik tot je beschikking. Ik woon in de Van Breestraat 151 op de hoek van de Cornells Schuytstraat. OK? Afgesproken." Na tien minuten komt Salo binnen. Wij gaan naar een andere kamer. „Weet u dat ik het vreselijk leuk vind om nu ook eens een vraaggesprek te hebben voor het Ajax-Nieuws. Dat is nog nooit gebeurd. Wel heb ik al een keer een interview met „Het Parool" gehad, wat overigens heel leuk is geworden. En er heeft ook nog iets van mij in de jaarlijkse sportkrant van „Het Vrije Volk" gestaan. Tja, ik ben nu inder daad bezig aan mijn elfde seizoen bij Ajax. Niet alleen als masseur maar ook als verzorger. Dat laatste hoort er gewoon bij. Vaak zeggen de jongens: Salo, een veter, of: geef me wat te drinken. Gaat vanzelf. Dat is in de loop der jaren zo ge groeid. Ik was 21 toen ik bij Ajax kwam. Als assistent bij mas seur Roodenburg. Nee hoor, helemaal geen familie van de ar chitect. Toen die mijnheer Roodenburg er in 1959 mee stopte, werd ik zijn opvolger. En daar nog geen fractie van een seconde spijt van gehad. Ik doe alles alleen, en zou er ook geen hulp seur en verzorger bij Ajax. Reden ge noeg om eens met hem te gaan pra ten. En dat doen we dan ook. Mevrouw Muller doet open. „Hij is nog even bezig, hoor. Maar hij zal zo wel ko men. Inderdaad heeft Salo het erg druk. Want buiten Ajax heeft hij er nog zoveel bij. Zijn praktijk heeft hij echter hier thuis, dat is natuurlijk wel fijn. Nou, óf ik een Ajax-fan ben. Ik leef altijd enorm mee. Niet dat ik nu iedere week op de tribune zit. Dat niet. Maar als Ajax op de televisie komt, ben ik er niet weg te slaan. Zo iets kan haast niet anders, niet waar, met een man die zo nauw met Ajax ver bonden is." Aan het woord is de 32 jaar oud en be zig aan zijn elfde seizoen als mas- heer S. B. (beter bekend als Salo) Muller, 8

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1968 | | pagina 8