Café Joop Smits
IETS OVER DE JEUGD
EN VOOR DE JEUGD
AANSTAANDE TOERNOOIEN
gelijk voetbal trachtten zij de Ajax-verdediging te verschalken,
maar spil Hulshof gesecondeerd door Adri van der Eyden en Rolf
Grotenboer gaven geen krimp. In deze ontmoeting werd ons doel
verdedigd door Les Blitz, die terug kan zien op een goed debuut.
Aan de andere kant had onze voorhoede al enige malen de be
trouwbaarheid van de Elinckwijk-verdediging op de proef gesteld.
Na circa 20 minuten spelen liet Kees Keizer een verschrikkelijk
hard schot van zijn voeten vertrekken, dat de Elinckwijk-doelman
kansloos sloeg (01).
Een kwartier voor de rust was het de altijd attente Ger Splinter,
die een fout in de Utrechtse verdediging genadeloos afstrafte,
(02).
Elinckwijk viel verwoed aan, maar stuitten steeds weer op onze
prima kanthalfs C. Meyer en Heerland. Met een 02 voorsprong
brak de rust aan.
In de tweede helft werd Elinckwijk met de regelmaat van een klok
naar een grote nederlaag gespeeld. Na een kwartier bracht
Splinter de gehele Elinckwijk-achterhoede inclusief de doelman tot
grote wanhoop. Een simpel trekballetje naar Ton Fens en het was
03. Toen begon de doelpuntenregen eerst goed. Vooral Splinter
had er op deze middag zin in. Het vierde doelpunt kwam ook van
zijn voeten. (04). Elinckwijk werd gedeprimeerd. C. Meyer dook
als een duveltje uit een doosje in onze voorhoede op. Een uitge
kookte pass van Ton Fens deponeerde hij onhoudbaar achter de
Utrechtse doelman. (05).
Even later was het weer raak. Op één van zijn zwerftochten door de
Elinckwijk-verdediging werd Ton Fens op welhaast klassieke wijze
onderuit gehaald. De arbiter kende ons een strafschop toe. Co
Meyer voltrok het vonnis feilloos. (06). Nog was de Ajax-doel-
puntenhonger niet gestild. Co Meyer was ook de maker van het
7de doelpunt. (07).
Enige minuten voor tijd rondde Ton Fens deze doelpuntenlawine
met een ontzettend harde spetter af. En weer klapte het net achter
de Elinckwijk-doelman dicht. De correct leidende scheidsrechter
vond het toen blijkbaar ook wel welletjes en floot af. Eindstand
0—8.
Onze enige concurrent in deze afdeling is nu nog Volendam, dat
zaterdag 23 januari j.l. won en ons dicht op de hielen zit. Intussen:
Houden zo, boys!
J. H. H.
De K.N.V.B.-Juniores zullen aan de volgende toernooien deelnemen:
Feijenoord: 20 mei t/m 23 mei a.s.
A.D.O.: 27 mei t/m 30 mei a.s.
Blauw Wit: 5 juni t/m 7 juni a.s.
Juniores A en B
H.D.V.S. voor A3 en B1: 18 april a.s.
Watergraafsmeer voor A1: 18/19 april a.s.
Bocholt (Duitsland) voor A1: 1/2 mei a.s.
D.W.S. voor Al: 21/22 mei a.s.
De Spartaan voor B1: 27 mei a.s.
Bovendien zullen 5 of 6 juniores-elftallen in de maand Juni deel
nemen aan een door A.G.O.V.V. te Apeldoorn te houden sportdag.
Het is niet onmogelijk dat ook nog 1 of 2 seniores-elftallen hier
aan mee zullen doen.
Tijdens de wedstrijd kunnen wij elkaar niet altijd treffen
Doch wel na afloop bij
v/h J. NORD
Linnaeusstraat 79, Amsterdam-Oost
PRIMA CONSUMPTIES
Van tijd tot tijd duiken in de pers, in radio en T.V. de mensen op,
die de pen en mond vol hebben over verjonging van dit en dat
enz. enz. Deze jeugdrage is meestentijds een gevolg van een min
of meer hevige teleurstelling, na afloop van een wedstrijd of wed
strijden reeks.
Wij hebben dit in de loop van de jaren in tal van sporten zien ge
beuren, hockey, tennis, voetbal en thans na Tokio horen wij de
bekende noodkreet bij de zwembond.
Ik weet werkelijk niet of de geleerden er reeds achter zijn, maar
voor mij als leek, die alleen een paar jaar jeugdvoetballertjes heeft
gevolgd, wil het er nog steeds niet in, waarom b.v. alleen in de
zwemmerij, kinderen, lichamelijk en geestelijk totaal onvolgroeid,
ik herhaal: slechts kinderen in staat zouden zijn, topprestaties te
leveren, terwijl als deze kinderen volwassen zijn, dus wellicht 2 of
3 maal zoveel lichaamskracht en weerstand bezitten, daartoe niet
meer in staat zouden zijn
Dat het wél kan bewijzen Dawn Fraser en Herman Willemse en
nog wel meer zwemmers en zwemsters, wier namen mij niet zo
gauw bekend zijn. Het ligt dus kennelijk op een ander vlak en wel
op het mentale.
Indien een jongen of een meisje bereid is zich na zijn (haar) acht
tiende jaar, gelijke opofferingen te getroosten als vóórdien, dan
ja dan, zullen de op 15-jarige leeftijd geleverde topprestaties on
getwijfeld worden verbeterd. Alleen, de meeste van deze jonge
sterren, hebben zich vanaf hun 10e jaar zomer en winter door
dermate aan voorschriften moeten houden dat, indien zij op
1718-jarige leeftijd, uit die band springen, dit doorgaans wel
voor altijd is!!!
Wij missen in de zwemmerij dan ook de typische opbouw die wij
in de andere sportbonden kennen.
De jeugdafdeling n.l., waarin de kinderen in leeftijd-groepen inge
deeld hun sport beoefenen.
Praktisch overal hebben de sportbonden pupillen 1012 jaar),
adspiranten 1215 jaar) en juniores 1517 jaar) afdelin
gen en ik kan niet anders zeggen, dan dat deze instellingen hun
waarde zeker beslist hebben bewezen.
Vooral door de hier en daar vrij strenge bepalingen, die men ter
bescherming van de jeugdige sportbeoefenaars kent.
Door de ontstane prestatieslag in de laatste 25 jaren, is de jeugd
opleiding er thans veel meer op gericht de jongelui gereed te
maken t.z.t. maximale prestaties te laten leveren, dan vroeger het
geval was. De tijd, dat een jeugdafdeling van een vereniging a.h.w.
een onderdeel was van een „jeugd-van-de-straat-actie" is sinds
lang voorbij. Thans beschouwd men deze afdelingen als een der
slagaders van een vereniging.
Merkwaardig is overigens, dat dit laatste bij één van de meest
commerciële sportbonden in Nederland pas heel laat is doorge
drongen. Slechts toen een aantal voetbalclubs ging aandringen,
volgde ook de Voetbalbond schoorvoetend
De achterstand hierdoor ontstaan wreekt zich nog steeds en is
ook niet binnen enkele jaren op te lossen. De meeste clubs zijn
nu zo langzamerhand ertoe overgegaan een speciale jeugdtrainer
aan te stellen, maar hoe is het mogelijk om binnen enkele jaren
ook tevens de kundige jeugdleiders naar voren te halen?
Want hoe zagen de jeugdcommissies of jeugdbesturen van de
meeste verenigingen er uit? In de eerste plaats troffen wij veelal
personen aan, die over veel „vrije" tijd beschikten en zij die uiter
aard uitstekend met jongens konden opschieten.
Op grond van deze twee antecedenten kon men deze mensen ja
ren, ja tientallen jaren, als leider(s) bij de jeugd zien optreden.
Men zal dan ook wel begrijpen, dat het uitvoeren van nieuwe
(moderne) denkbeelden t.a.v. de jeugdopleiding voor deze men-