Meer groen dan brons
Aan Ajax heb ik
ai een halve eeuw
mijn hart verpand
(Wordt eikeschors bij 't pond gewogen,
men weegt kaneel bij 't lood).
Nu dezer dagen zelfs al brons
een gouden glans verkrijgt
wijl Tokio elk geeft de bons
die d'ander niet bedreigt,
waar d'onverbiddelijke sport
het groene hout niet telt,
er rijp en groen gescheiden wordt.
Het groene wordt geveld
Zo mijmer je, nadat je las
hoe Ajax 't kreeg benauwd
(in 'n strijd die niet van klasse was)
in 't bronsgroen eikehout.
Eens ploeg van goud, vraag je je af:
Is deze ploeg van ons?
Haast niet te krijgen meer in draf,
nog goed genoeg voor brons?
Een graadmeter op dit gebied,
men kan geen krant opslaan
of ergens achteraf men ziet
slechts luttele regels staan.
De sportweekbladen, alle twee,
gaven zo om en om
(een binnenpagina nam het mee)
een hal-le-ve kolom.
En dan te denken dat voor kort
frontpaginanieuws wij waren.
Over de volle breedte 'n kop
in glorieuze jaren.
Na „veertien" heb ik nooit de ploeg
lager dan vijf zien staan.
Slechts eens was zeven goed genoeg
maar toen was elk ontdaan.
Al zie 'k het degradatiespook
héél in de verte wenken,
kan er niet in geloven ook,
zelfs kan 'k er niet aan denken.
Moet dat nu zo, zo vragen wij,
wij van de oude garde.
Speel nou toch weer eens frank en vrij
en niet van dat benarde.
We hebben toch het mat'riaal,
dan moet 't er uit toch komen.
We kunnen het toch allemaal,
waarom dan lopen dromen?
Toe, zet het beste been weer voor
waardoor de vorm gaat groeien.
Laat het aan een stuk en aldóór
weer bruisend overvloeien!
B. S. LE MARCHÉ
Zuidlimburgsedag, 18-10-64
En het vuur is nog steeds niet geblust
Een halve eeuw heb ik Ajax nu al zien voetballen, vanaf m'n 13e
jaar tot thans m'n 63e. Wat 'n club!
De rood-witten hebben mij veel vreugde bezorgd in mijn leven.
Toen ik 15 jaar was begon de roemrijke opmars, die jaren en jaren
duurde. Zo goed als allemaal overwinningen. Het was waarlijk de
moeite waard je hart verpand te hebben aan zo'n club.
Toen ik 13 jaar was, speelde Ajax op het oude terrein bij de Kruis-
laan. Het spook van de degradatie hing dreigend boven het Ajax-
huis. Ik zag Buwalda als linksbuiten enorm snelle rennen onder
nemen en een vrij sterke verdediging met Gillissen en Swar-
touw als uitblinkers. Maar de rest was „knudde" en ze vlogen
eruit, want Hercules was in de promotie- en degradatiewedstrijd
net iets sterker.
Dat was mijn eerste kennismaking met Ajax. En mijn hart bloedde.
Want reeds toen was ik een verwoed Ajaxsupporter. Deze club trok
mij bijzonder aan. Waarom weet je zelf niet. Het is net als met de
liefde: uit een paar honderd meisjes zie je ineens de uitverkorene.
En zo gaat het met een club blijkbaar óók.
's Zondags ging ik al vroeg op stap met m'n vriendje, voor een
plaats achter het doel op de jongenstribune. Als Ajax speelde was
dat voor mij altijd een bijzondere gebeurtenis.
De strijd in de 2e klasse viel mee. Ajax had een nieuwe ploeg met
de „kippie's", twee nogal kleine spelers die perfect konden bal
dribbelen. Frans Schoevaart was aanvoerder. De eerste wedstrijd
was in de polder tegen Spartaan en werd met 10 gewonnen. Ik
zie Schoevaart na afloop nog tevreden lachen. Vanaf die tijd is het
crescendo gegaan. Ajax, versterkt met spelers als Jan de Natris,
Gupfert en Broekman, won verder alle wedstrijden, ook van con
current Blauw-Wit, dat toen zijn veld nog in de Watergraafsmeer
had.
Vier jaar lang geen promotie
Intussen was in 1914 de 1e wereldoorlog uitgebroken en nam de
K.N.V.B. het besluit een noodcompetitie in te stellen, zonder pro
motie en degradatie.
Vier jaren gaf Ajax de toon aan, maar bleef 2e klasser.
Vlak na de oorlog werd promotie weer ingevoerd, maar toen strui
kelde Ajax over Blauw-Wit. Een jaar later promoveerden de rood-
witten echter bij keuze als gevolg van hun schitterende spel. Zij
werden dat seizoen meteen kampioen van Nederland.
Een prachtige tijd brak aan
Behalve keeper Smit, die maar matig was, telde Ajax geen enkele
zwakke plek. Het was een lust dit elftal aan het werk te zien. Het
had nóóit een off-day. Het tempo lag elke wedstrijd bijzonder hoog
en het samenspel was voortreffelijk met imponerend positie kiezen
en een geweldige baltechniek. Ajax heeft na Jan de Natris en Wim
Gupfert nooit meer twee zulke ontzettend geraffineerde, hard en
zuiver schietende en buitengewoon snelle vleugelspelers gehad.
Midvoor Broekman was een uitmuntende speler, die het spel prach
tig verdeelde. Op de binnenplaatsen stonden v. Dordt en Heintje
Delsen (later De Haan), van wie v. Dordt een ware goalgetter was.
Joop Pelser was een ideale speler, goed geflankeerd door de steeds
uitnemend spelende Hordijk en Terwee (later De Kruyf). Fons
Pelser en Couton vormden een zeer hecht backstel.
Wat heb ik van de knapen een plezier beleefd. Bijkans steeds
winnen, tot een ongeslagen kampioenschap van Nederland toe. En
7