s§*-UONKBAL
EERSTE HONKBALNEGENTAL KAMPT ERNSTIG
TEGEN DEGRADATIEGEVAAR. TWEEDE EN DERDE
TEAM RUKKEN OP NAAR KAMPIOENSCHAP
Hoewel de Ajax-honkballers nog steeds geheel aan de ver
wachtingen voldoen, dat wil dus zeggen niet op de
laatste plaats staan, en het tweede en derde negental als
zekere kampioenen zijn te beschouwen, lopen we allen in
deze weken met diepe rimpels op de voorhoofden, want om
nu te zeggen, dat we er héél erg gerust op zijn, dat we niet
op de fatale laatste plaats terecht zullen komen, zou lichte
lijk bezijden de waarheid zijn. Daarvoor heeft Ajax name
lijk reeds teveel kansen om zich geheel veilig te stellen
gemist. Maar met de beide, zeer waarschijnlijk beslissende
wedstrijden tegen Schoten nog voor de boeg, is er ook geen
enkele reden thans reeds in zak en as te zitten.
Vooral in de beide wedstrijden tegen H.H.C. hebben we
een zeker lijkende winst uit handen gegeven. Thuis (dat
betekent dus op het O.V.V.O.-veld) verloren we met 76,
terwijl we met die cijfers hadden moeten winnen, en uit
verloren we met 21, terwijl we eigenlijk met 41 of 51
hadden moeten zegevieren. Nu is het een feit, dat we dit
seizoen geen kruimpje geluk hebben. Men versta me goed:
ik beweer niet, dat we pech hebben, waar we niets aan
kunnen doen, maar dat beetje geluk, die veine, waar je
eigenlijk niet zonder kunt, hebben we geen moment. In
tegendeel, onze tegenstanders zit het op bepaalde, beslis
sende momenten steeds mee. Raken Ajacieden de bal, dan
wordt deze b.v. nét nog gevangen, maar een klap van de
tegenpartij is juist net niet te vangen.
Vorig seizoen was het precies andersom en dat moet toch
een oorzaak hebben. Het is mijn absolute overtuiging, dat je
dit geluk als het ware kunt dwingen. Vorig seizoen zat er
een stemming in onze hoofdploeg, die zó goed was, dat men
dit tegenwoordig haast niet meer tegen komt op de sport
velden. Er werd gevochten tot en met, het enthousiasme en
de vechtlust waren wapens, waar de tegenpartij doodsbang
voor was, en daar kwam dan automatisch dat tikkeltje ge
luk nog bij.
Dit jaar is het helaas heel anders. De jongens willen wel,
maar zij spelen voortdurend onder één of andere druk,
zodat zij niet geheel zichzelf zijn. Daar lijdt de stemming
enigszins onder en ook de felheid en als wisselwerking blijft
nu ook dat geluk in de dugout van de tegenpartij.
We blijven echter, hoewel we natuurlijk ook de zwakke
punten heel goed kennen, toch in de kwaliteit van onze
ploeg geloven en we zijn er van overtuigd, dat als er dit
jaar degradatie zou volgen dit niet zal gebeuren, zonder dat
onze hoofdploeg strijdend ten onder gaat.
Het zal altijd wel een open vraag blijven, of er in de
eerste wedstrijd tegen H.H.C. in de verlenging anders ge
speeld had moeten worden. In de tiende inning gaf H.H.C.
de zege compleet uit handen: met één man uit kregen we
twee honken bezet en Herre Kok aan slag. Wat was nu
normaler geweest, dan dat Herre slechts één honkslag had
gegeven? Vorig jaar zou dat gebeurd zijn, maar nee, nu
niet, nu kreeg hij vier wijd. Goed, nog geen man overboord,
want met liefst drie honken bezet kwam thans Hubert Naar
aan slag, Hubert, die tot dat moment 4 uit 4 had. Volkomen
logisch, als hij nu weer een honkslag van zijn knuppel zou
laten komen. Ja, dat dacht u. Thans gaf hij een keiharde
slag recht op de werper af. Was de bal een decimeter naar
links of naar rechts geslagen, dan zou deze in het midden
veld zijn verdwenen, thans was een zeer snelle reactie van
werper Jan Smidt voldoende om Hubert op het eerste honk
te doen sneuvelen. Maar nog was er alle kans, want thans
volgde Rueben Leysner, die eveneens 4 uit 4 had. Maar de
verantwoordelijkheid drukte te zwaar op onze Curley K.O.,
die op drie prachtige wijdballen sloeg en daardoor voor de
derde nul zorgde. Daarmede was het met ons gedaan, want
een homerun van H.H.C. betekende onze nederlaag.