MELCHERS OLIFANT JENEVER Dè hor rol voor AJaoletlenl maar wat hij zégt." (Onze vriend moet een uiterst scherp gehoor hebben). Voelt u 'm? Een meesterschot van deze beroemde oude voetbalkei in welke club zou hij hebben gespeeld? dwars door het net. Precies zo'n schot als dat van Piet Keizer volgens dezelfde heer de slechtste man uit de voorhoede tegen Jong Zwitserland. We hebben het al meer geschreven: als je iets over voetballen wilt ver tellen of schrijven, moet je er verstand van hebben. Heb je dat niet, blijf er dan met de handen af, want je maakt je slechts belachelijk, vooral, als je ook nog blijk geeft, er zeer enge-bekrompen begrippen op na te houden. Maar om weer „to the point" te komen jammer voor al de hierboven gesignaleerde voetbalvrienden is een brief, die de heer Bodnar aan Co Prins schreef. Die brief kegelt het hele be toog van de heer Bart omver en geeft en passant ook zijn beide vriendjes de zo wel-verdiende oorvijg. Uiteraard krijgt u van ons de brief in extenso. Het schrijven luidt: Rotterdam9 november 1962. Beste Co Prins, Zoals je zult hebben gelezen heeft een journalist een ver haal gepubliceerd over een klacht van mij over je spel. Ik kan je zeggen, dat ik deze dingen niet heb gezegd, maar dat de schrijver zelf opmerkte, dat hij vond, dat Co Prins niet op de Nederlandse velden thuis hoorde; het geen hij echter mij in de mond heeft gelegd. Ik betreur deze publicatie bijzonder en heb gevraagd of de secretaris van Sparta hierover naar de krant en naar Ajax wilde schrijven. Misschien heb je van het Ajax- bestuur hier inmiddels iets van gehoord. Ik hoop, dat je zult begrijpen, dat ik een en ander bij zonder vervelend vind. Ik zal de kool, die deze verslaggever mij gestoofd heeft, in gedachte houden en met deze man geen gesprek meer hebben. BELA BODNAR. Beste wensen voor zondag tegen Zwitserland. Kijk, vrienden, dat was dan (helaas noodzakelijk) tijd- verknoeien aan een interview van bijzonder slechte kwali teit. We weten het, we kunnen aan de gang blijven, maar dit onsmakelijk gedoe moesten we toch even aanpakken. Op dementi's uit genoemde driehoek zullen we maar niet rekenen. Journalistiek bedrijven om wille van den brode is een moeilijk beroep. Iedere dag of week enige kolommen op leveren kan beslist niet meevallen, temeer, daar de lezers gezonde en weldoordachte kost verlangen. Die taak vol brengen kan haast niet anders dan een zeer moeilijk pro bleem zijn, een probleem, dat dagelijks of wekelijks weder keert en o.i. veel hoofdbrekens kost. De op de maag bran dende vraag „waarover moet of zal ik schrijven?" ligt als het ware op het ontbijtbordje. En datzelfde ontbijtbordje moet toch ook plaats bieden aan de boterham. Liefst ge stoffeerde boterham. De moeilijkste baan lijkt ons die van „redacteur buiten land". Internationaal moet je van alle markten thuis zijn. „Binnenland" heeft daar o.i. minder last van, maar bestrijkt toch een terrein vol voetangels en klemmen. Ook de lieden, die met puntige pen achter het oor, door de sportwereld trekken, hebben het naar onze mening niet gemakkelijk. Schaak-, dam-, zwem- of athletiek-toernooien, om er enige op te noemen, zijn er niet iedere dag. De heren Post, Derk- sen, Van Steenbergen, De Haan enz. waren al zo vaak in het nieuws en de grote Sjoukje is nog niet aan bod Bovendien vormen deze uitblinkers in de sport meestal de bron waaruit de grote mannen in de sportjournalistiek put ten. Voor de mindere goden blijft er weinig over. De uit gebreide voetbalsport is een dankbaarder terrein. En ook vruchtbaarder. Er valt altijd iets te Tottenham (men), te Santos (sen) of te gouden Real (en). Tenminste, als je rela ties hebt, of veel buitenlandse kranten leest. Er is altijd wel iets te „versieren", maar dan komt er ook nog „vakman schap" om de hoek kijken. En daar wringt nu de voet balschoen. Gelukkig lopen er op het journalistieke sportpad nog vakmensen. Vakmensen, die hun paedagogische taak begrijpen en er naar handelen. In woord en geschrift. Maarer lopen op datzelfde pad ook vele „non valeurs", die geen fluit begrijpen van de taak, die zij hebben te ver richten. Nu kunnen we wel zeggen: neem die lieden niet „au sérieux", of aan komen draven met: de wesp, die aan de beste vruchten knaagt, of vertellen, dat de spreeuw de lekkerste kersen en peren opvreet, maar we zitten er mee opgescheept. Opgescheept met een kwak kaf tussen het koren. Jammer voor de goedwillende journalisten, jammer voor de voetbalsport. Het gaat ons eerste elftal de laatste weken aardig naar den vleze. Acht punten uit vier wedstrijden is een kapitale winst, die niet valt weg te vlakken. Vooral als we be denken, dat na Sportclub Enschede; Blauw-Wit, Volewijckers en D.O.S. op de groene weide onze tegenstanders waren. Tussen de bedrijven door pikte half Ajax, t.w. onze club genoten Ouderland, Muller, Pronk, Prins, H. Groot en Swart nog een internationaal graantje mee. En wat voor een graantje. Er zijn beslist maar heel weinig lieden, die er op kunnen bogen, dagelijks zo'n korenkorreltje in hun boter- hammenpapiertje aan te treffen. Maar hoe het ook zij, onze clubmakkers hebben ruimschoots het aandeel geleverd, om straks, als Nederland naar de Bergen trekt, de Zwitsers in eigen huis, nog voordat de stuiter gaat rollen, met een achterstand te laten beginnen. Dat is een prettige gedachte en het zal de nakomelingen van Wilhelm Teil beslist niet meevallen iets aan die achterstand te doen. Oom Elek voelt er wel voor, met zijn ploeg naar de volgende ronde over te gaan. Zijn „Ajax-ploegje" staat in dit streven wel naast hem. Dat „naast de trainer van het Nationale team staan", hebben we sinds onze eerste internationaal (Fortgens) ge daan en zullen we ook blijven doen. Uiteindelijk is het een N.V. DISTILLEERDERIJ VAN J. J. MELCHERS Wz. - SCHIEDAM 3

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1962 | | pagina 3