JUWELIERS
Bouwmeester
Gerrand
te voorschijn. Achtereenvolgens moesten V.V.G.A. (53),
T.O.G.O. (130) en Blauw-Wit (185) de eer aan ons laten.
Hiervoor zorgden: W. Bakker, J. P. Blomvliet, J. Bonneveld,
M. Bremer, G. Doon, J. Elzenga, D. v. d. Schaaf, J. L. G. Stam
en J. P. H. B. Thiry.
Blauw-Wit, dat ook in de competitie de kracht van ons negen
tal had moeten ondervinden, prolongeerde zijn kampioenschap.
Hoewel in 1933 het gevaar dreigde dat Ajax 2 zich wegens
een tekort aan spelers op zaterdag uit de competitie moest
terugtrekken, zag dit team kans door fraaie overwinningen op
S.S.H. (114), Gem. Lyceum A (94) en Scalo (1310 na
verlenging) de Zilveren Bal in de wacht te slepen. Onze ploeg
telde de volgende personen: H. Arens, D. Been, D. J. Brouwer,
A. Geerlings, G. L. van 't Huil, Jager, P. van Munster, J.
Schelvis, D. Schol en J. L. G. Stam.
Ondanks enkele invallers diende het eerste negental zich in
het Blauw-Wittoernooi ook als een ware cup-fighter aan. Nadat
de wedstrijden tegen E.D.O. (167) en V.V.G.A. (54) ons in
de finale hadden gebracht, wisten Drilling c.s. ons in een zeer
spannende en fraaie kamp na verlenging met 87 voor' te
blijven. V.V.G.A. mocht zich landskampioen noemen.
In 1934 bestond de le klasse uit 8 clubs, nl. Ajax, A.M.V.J.,
Blauw-Wit, Haarlem, H.H.C., Quick, V.V.G.A. en Z.R.C.
De verrichtingen van onze teams in de competitie waren aan
de magere kant. Het eerste belandde met 11 punten uit 12 wed
strijden op de vijfde plaats. Het tweede werd als voorlaatste
gerangschikt.
Ajax kwam in het Blauw-Wittoernooi ten koste van E.D.O.
(10) en Blauw-Wit (74) weer goed voor de dag. De beker
werd evenwel na een 73-zege op de onzen ingepalmd door
Haarlem, welke ploeg ook in de competitie het eremetaal voor
zich opeiste.
Op het R.C.H.-terrein werd 26 augustus de eerste landen-
wedstrijd tussen oranje en onze zuiderburen gespeeld. In de
nationale ploeg waren ook twee Ajacieden gekozen. Het team
was als volgt samengesteld: werper J. Moll (H.H.C.), vanger
C. Hunik (Haarlem), le honk J. van Heeswijk (Blauw-Wit),
2e honk J. Baas (H.H.C.), korte stop W. Pijnakker (H.H.C.),
3e honk K. Wulfhorst (Haarlem), linksvelder J. L. G. Stam
(Ajax), midvelder P. Parson (Haarlem) en rechtsvelder J. Bon
neveld (Ajax). Nederland won met 2112.
In 1935 werd N. J. Berkhout als opvolger van Jan Blomvliet
met de leiding van de honkbalafdeling belast. Er brak een som
bere tijd voor ons aan. De geest in het veld liet zeer te wensen
Heiligeweg 1 2, Amsterdam-C
Telefoon 36541
en aan oefenen werd niet de nodige aandacht besteed. Zelfs
kwamen er wel eens minder dan 9 spelers in het slagperk. Dit
gaf Joop Smit, die jarenlang met succes in onze gelederen had
gestreden, aanleiding een raak artikel in ons clubblad te schrij
ven. Ajax fungeerde intussen als hekkesluiter.
Het destijds zeer sterke negental van Haarlem 2 bewees ons
een goede dienst door in de strijd om het kampioenschap der
tweede klasse Duvianen zijn wil op te leggen. Bij winst zou
deze laatste club ten nadele van Ajax automatisch zijn gepro
moveerd. Het reserveteam van Haarlem kwam echter niet voor
een plaats in de eerste klasse in aanmerking, zodat het van de
beslissingswedstrijd AjaxDuvianen zou afhangen wie er het
komende jaar recht op had in de hoogste klasse te spelen. Het
gelukte Ajax zich te handhaven door toedoen van W. Bakker,
H. H. Blomvliet, J. P. Blomvliet, J. Bonneveld, G. Doon, G. F. H.
Gischler, M. A. Koenen, J. J. Kreugel en J. L. G. Stam.
Quick toonde zich de sterkste honkbalploeg van het land.
In 1936 werd de leiding van de honkbalafdeling overgedragen
aan een commissie, bestaande uit J. J. Kreugel, J. L. G. Stam
(secr.) en E. H. van Tuyl.
Na de minder rooskleurige resultaten van het eerste in het
vorige seizoen stelde deze commissie alles in het werk om tot
de vorming van een jeugdnegental te komen. Het succes liet
niet lang op zich wachten. Slechts in één wedstrijd draaide het
op een voor ons negatieve score uit. Hierbij dient echter te
worden aangetekend dat werper Nottrot pas in de laatste slag
beurt op de plaat verscheen, omdat hij zich voor het eerste
moest sparen. De volgende spelers begonnen in dit jeugdteam
hun honkballoopbaan: G. J. Beumer, H. Beumer, A. G. H. van
Genderen, J. ter Heide, C. C. Kamlag, L. W. de Koning, K.
Kraamwinkel, L. Nottrot, W. Prins, D. J. Schalm en A. Zwaap.
Van de gelegenheid tot trainen maakten deze jongelui een
uitstekend gebruik, dit in tegenstelling tot de ouderen. Het
steeds wijzigen van de opstelling in de hoofdploeg kwam de
stemming niet ten goede. Daarenboven had Jan Blomvliet ge
meend zich bij Haarlem te moeten aansluiten. Het was dan ook
bepaald geen verrassing dat Ajax weer het „staartstuk" was.
Door Ajax te verslaan zou Haarlem 2, de kampioen van de
tweede klasse, ditmaal wel naar de eerste klasse kunnen over
gaan. Met De Mon als werper waren de wapendragers heer en
meester. Ajax was tot degradatie gedoemd. Maanden later
kwam de tijding dat de vereniging Haarlem ervan had afgezien
in de komende competitie met twee negentallen in één afdeling
uit te komen. Dank zij een besluit van het Bondsbestuur bleef
Ajax ook toen voor de eerste klasse behouden.
H.H.C. werd de tijdelijke eigenaar van de kampioensbeker.
Bij het zilveren jubileum van de N.H.B. in 1937 kreeg bonds
voorzitter E. Bleesing het erelidmaatschap aangeboden; de
heren P. C. Besanger (V.V.G.A.), W. Drilling (Blauw-Wit) en
J. Roodenburgh (Ajax) werden tot lid van verdienste benoemd.
Dat jaar keerde Jan Blomvliet op het oude nest terug.
Door een 6—1-nederlaag tegen V.V.G.A. en een 54-zege
op Quick werd Ajax derde in het jubileumtoernooi te Amster
dam.
De overgang van verschillende jeugdleden naar de klasse der
ouddt-en had tot gevolg dat er na lange tijd weer met een tweede
negental voor de competitie kon worden ingeschreven. De
reserves vierden hun rentree met een kampioenschap en pro
moveerden van de derde naar de tweede klasse. Dit gunstige
resultaat mag worden toegeschreven aan A. G. H. van Gende
ren, W. Helman, C. O. Kamlag, H. van Keulen, L. W. de Koning,
K. Kraamwinkel, B. de Kromme, L. Nottrot, W. Prins en A.
Zwaap. Verder speelden J. Blok, A. Estié, W. Jorissen, J. Nieu-
wenburg, D. J. Schalm, J. Schelvis, W. Stam en E. H. van
Tuyl mee.
Het eerste bezette de vierde plaats. Blauw-Wit werd voor de
vierde keer als kampioen bewierookt.
Jan Stam droeg het secretariaat aan E. H. van Tuyl over.
Door ervaring rijker geworden, besloot het Bondsbestuur
voortaan alle wedstrijden voor de eerste en overgangsklasse
negen innings te laten duren.
In 1938 beet Ajax bij de openingswedstrgden goed van zich af,
waarvan Blauw-Wit (71) en E.D.O. (1513) de dupe werden.
De medaille werd verkregen door G. J. Beumer, J. P. Blomvliet,
J. Bonneveld, M. Bremer, J. ter Heide, G. L. van 't Hull, G. N.
van Lobberegt, H. Rotgans en P. Weppner.
Het landskampioenschap van Blauw-Wit werd bestendigd.
14