Aguilar DENHAAGUTELir72T 90* vermaan
ré
Some
Senses
and Some Nonsenses
Het seizoen is officieel ten einde, met als resultaat een emmer-
vol Kampioenen. Hartelijk dank aan alle medewerkers, en voor
het Bestuur een zoen van de Juffrouw, een griffel en een bank
vooruit. Maar er is voorlopig nog geen einde aan de werk
zaamheden.
Komt er voor deze Heren eigenlijk wel rust De zomerspor
ten (resorterende onder het Bestuur), begrotingen, opmaken
van rapporten, besprekingen voor contracten, opzeggingen, ver
bouwingen en vernieuwingen, de transfer-maanden, oefeningen
en proefwedstrijden in reeds begin Augustus, en ten slotte een
na-competitie tot in de tweede helft van Juni enz. enz. Een
gezellig toertje, zoals vroeger is er niet meer bij. De spelers
moeten in ieder geval een paar weken rust hebben, en bovendien
kost het meestentijds veel geld. Vooral dit laatste speelt een
rol. We hebben een pracht seizoen gehad, maar de kosten
zijn onrustbarend hoog, omdat het Bestuur het principe huldigt,
om, nu het even gaat, in een minimum van tijd een maximum
van vernieuwingen, reparaties en reserveringen te doen plaats
vinden. Het is niet altijd prettig, maar regeren is nu eenmaal
vooruit zien. Laat ons daarom niet mopperen; we moeten onze
eigen belangetjes weieens uit het oog verliezen, voor ons Ajax.
De zaken gaan goed. Laat ons eendrachtig proberen dit zo te
houden. Nog een paar seizoenen als dat van 1960, en onze toe
komst is voor jaren zeker gesteld. Bij voorbaat onze dank.
De Na-Competitie is een beetje vreemde zaak geworden,
maar het lijkt mij niet juist, daarop aanmerkingen te maken.
Ik wil hier niet in details treden, alleen lijkt mij de critiek dis nu
plotseling los komt niet geheel eerlijk. Primair ging het er om,
de competitie attractiever te maken, en dat is m.i. volkomen ge
lukt. Zowel voor „boven" als „onder" is tot de laatste dag ge
streden, en wat dit voor de verschillende Penningmeesters uit
gemaakt heeft, moet u maar eens aan de betreffende Heren
vragen. Bovendien is door de grote belangen van bijna alle
Clubs, het verloop m.i. eerlijker geworden; een partijtje van
„wat kan ons die wedstrijd nog schelen" is er dit seizoen niet
bij geweest.
Vraagt u mij echter of ik over het huidige systeem tevreden
ben, dan moet ik onomwonden met „neen" antwoorden. Maar
wel ben ik er van overtuigd, dat men ook voor de toekomst een
weg moet vinden, het bezetten van de drie eerste plaatsen
attractief te houden. Misschien weet de K.N.V.B. er wel een
oplossing voor, al was het maar door b.v. een premie beschik
baar te stellen voor de Clubs die de drie eerste plaatsen innemen.
Nu nog even (zonder namen te noemen) iets over de fraaie(!)
objectieve artikelen van sommige verslaggevers.
Allereerst een sportredacteur over AjaxElinkwijk. „Ajax'
voorzitter Melchers, was door de opgekropte emoties zo van
zijn stuk gebracht, dat hij zijn gereserveerde tribuneplaats
ruilde voor een staanplaats achter het doel doe ik iedere week,
James). Hij gooide zijn armen van wanhoop en ellende omhoog,
omdat hij een bal achter de doellijn zag (is mij tot op heden nog
onbekend, James)." Is dit alles nog onschuldig, veel erger om
niet te zeggen gemener is het volgende: „Het was maar goed,
dat de Heer Beltman niet hoorde hoe de Heer Melchers dacht
over diens scheidsrechterlijke kwaliteiten, want bij de thee in
formeerde M. bij iedereen, of die Beltman soms geen straf
schoppen durfde te geven". Kijk eens, Mijnheer-de-redacteur,
als u van de klasse was als menig groot sportjournalist van
vroeger en ook nog van thans, zou u zulke infame leugens
niet durven schrijven. Zelfs een opstelschrijvertje uit de vierde
klas lagere school zou begrijpen hoe hij een Vereniging met
dergelijke leugens dupeert.
Volgend „fraais" van een Mr. M. A. W. van Oppen in een
Open-Sport-Forum. Hij moppert tegen een journalist en zegt
dan: „Ik geloof, dat het in de gegeven omstandigheden beter
ware, indien u uw eerstvolgende artikel de titel zoudt willen
geven van „Ajax geen kampioen". Wellicht durft u dit als
hoofdstedelijke courant niet aan, omdat u dan bevreesd zoudt
zijn, dat de Amsterdamse bevolking de ruiten van uw redactie
kantoor ingooit. Dat Ajax geen kampioen wordt staat nu toch
zeker wel als een paal boven water, en het kan M.V.V. alleen
maar verheugen hiervoor een steentje te hebben bijgedragen,
enz. enz.".
Deze Mijnheer is natuurlijk vrij er een eigen mening op na te
houden, maar voor een Mr. lijkt zijn wijze van schrijven mij niet
erg verstandig. Het venijn druipt er af. Voor het ons zo sym
pathieke M.V.V. hoop ik van harte, dat deze Mr. geen Club-
Official is; bij Ajax zou ik dergelijke mensen niet graag in mijn
omgeving hebben.
Tot slot nog even een journalist, die een zuiver interne Ajax
aangelegenheid, wel zulk een belangrijk nieuws vindt, dat hij
een uitgebreid artikel hierover (met de nodige onjuistheden)
publiceert, met vermelding van premies, bedragen, overeen
komsten enz.
Waarde Heer, ik weet niet wat men onder journalistiek fat
soen verstaat, maar persoonlijk ben ik van mening, dat het vrij
stijlloos is, om te „hengelen" naar privé-kwesties van mensen,
zaken of Clubs, om dan de eenzijdig verkregen mededelingen
op sensationele wijze onder het grote publiek te brengen.
Het is niet aan mij, uw huishoudelijke aangelegenheden, uw
verhouding tot uw Chefs en de hoogte van uw al dan niet ver
kregen tantième uit te pluizen en wereldkundig te maken. Ik
geloof ook niet, dat een wérkelijk groot journalist dergelijke
schrijverij nodig heeft. De macht van een journalist zit niet in
het volkladden van een blad papier, maar in de eerlijke voor
lichting die zijn lezers van hem verwachten.
Verder was 1960 zoals gezegd een fijn Ajax-jaar.
Tot ziens maar weer JAMES.