per seizoen. Aan kleed- of wasgelegenheid werd noch door huur der noch door verhuurder gedacht. Bij elk terrein bevond zich allicht een karrenloods, waar het lekker doorwoei en -regende; vóór een match legde je je goed op een kar neer en waste, in dien het nodig was, na afloop je handen en knieën zo'n beetje af in de sloot. Het was de boodschap goed uit te zien bij dit wassen; ik her inner me een half-back van Sevios, die aan de slootkant tot aan zijn schouders in de prut zakte; we hadden de rest van het elftal nodig om hem eruit te sjorren, maar nu, een halve eeuw later, kan ik mij nog steeds de geuren 4711 Impériale herinneren, die onze half-back omzweefden. Tot de kleine clubs die in 1900 ten tonele verschenen, behoorde ook de A.F.C.-Ajax. Haar geboortegrond was, als ik het wel heb, het Aapjes-land aan de 2e Const. Huygensstraat, maar als Weesperzijdebewoner was ik met die verre contrijen niet op de hoogte. Op een goeie dag ontving Sevios een uitnodiging van Ajax om een „friendly-game" te spelen op het Ajaxveld, aan de Laanweg, over het IJ. Het kan niet later geweest zijn dan 1901, maar waarschijnlijk is het nog in het eerste jaar van Ajax' bestaan geweest. Sevios accepteerde de invitatie met vreugde: ,,Qver het IJ" had toenmaals voor Weesperzijdenaren een bijzondere attractie. Zó ver kwam je nooit in het dagelijks leven. „Over het IJ" stond toen zo'n beetje gelijk met een buitenlandse reis nu, en had alle bekoring die vreemde landstreken vooraf op iemand uitoefenen. Zó bevonden zich op de bewuste Zondag twaalf Seviosanen om één uur aan de IJ-pont, staken de kleine haringvijver over, pas seerden de enkele kleine café'tjes die langs de dijk lagen, en gingen vol moed op weg naar de Laanweg. Er was echter een „maar": geen van ons twaalven had enig benul waar de Laan weg ergens uithing. Het lot was ons niet gunstig. Het scheen wel dat de Over-IJse-inboorlingen die dag allen in hun wigwams bleven; het duurde tenminste een behoorlijke tijd voor en aleer wij iemand uit de rimboe zagen treden. Vol verlangen stoven we op hem af, om tot onze schrik te horen, dat hij geen Laanweg kende! Hij wees zo'n beetje onbestemd langs de horizon; tussen Calais en Stockholm scheen, volgens zijn gebaar, de Laanweg te liggen. Wij bedankten vriendelijk en gingen, niet veel wijzer, verder. Tien minuten later ontmoetten wij de tweede en laatste Over-IJer. Ook hij wist niet waar de Laanweg lag, doch zijn gebaar beschreef de Middellandse Zee en de Balkan Wg marcheerden dus op hoop van zegen verder, doch het ge val werd penibel toen de weg zich bleek te splitsen. Er stond een wegwijzer waarvan één arm naar Purmerend wees en de ander, meen ik, naar Westzaan. Wat nu? Daar stonden wij met ons goede gedrag en net als in 1672 radeloos, redeloos, reddeloos. Gelukkig kreeg één onzer een lumineus idee: De twaalf Sevios anen splitsten zich in een Noordelijk en een Westelijk zestal, namen roerend afscheid voor het leven en volgden de richting van het lot of van het noodlot. Ik was bij de Westelijke sectie terechtgekomen, die al spoedig het voorrecht smaken mocht een bordje te ontdekken met „Laanweg" erop; rechts aan het eind van de weg doemden tweemaal twee stel goalpalen op. Hét bui tengewone, dat na bijna vijftig jaar nog in mijn memorie gegrift staat, was echter links te zien. Daar, vóór de boerderij bevond zich een houten loods, netjes afgedekt, voorzien van ruime ramen en een deur. Vóór die loods stonden twee heren met grote knevels; zij stelden zich voor als STEMPEL, voorzitter en DADE, secretaris. De deur ging openik stond sprakeloos. Langs de muren vertoonden zich houten banken, waarboven in ruime mate S- vormige kleerhaken waren aangebracht, aan de zolder hingen stormlampen Ik heb in latere jaren veel beroemde paleizen gezien, in binnen- en buitenland, maar ik ben nooit zó geïmpo neerd geweest als door de schoonheid van de eerste echte voet balkeet waarin ik mij verkleden mocht op die Zondagmiddag. Om de luxe te voltooien werd elk van ons een vertind wasblik aangeboden; een grote bus met schoon pompwater stond in de hoek. Het dorado was volmaakt!! Na ons in dat eerste-rangs hotel te hebben verkleed, spoedden wij ons met z'n zessen veldwaarts; de wedstrijd begon, in de hoop, dat de Noordelijke sectie spoedig zou arriveren. Dank zij de Kraakse talenten van de Sevioskeeper en een for midabele „punter" van een Sevios-voorwaarts brak zowaar de rust met 11 aan. Intussen doemde de sectie Purmerend op; na de rust waren beide partijen compleet en won Ajax met 41. Waarde lezer, ge zult allicht begrijpen waarom ik deze wed strijd „uit de oude doos" zo uitvoerig memoreerde. Zijn belang was gering. Ajax heeft in de loop van zijn bestaan zoveel Huldiging van de nieuwe eerste klasser in Buiten Amstel" 6

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1960 | | pagina 6