T7r ij dagavond 30 October 1.1. hebben we kennis gemaakt met
de heer Bill Watson. Deze heer, oud-kampioen gewicht
heffen, vriend van trainer Buckingham, was naar ons stadion
gekomen om te demonstreren, hoe je met behulp van halters
en een paar banken, lekker fit kan worden. Van Mourik, Ande-
riesen en Prins mochten de oefeningen, die de heer Watson
heeft uitgedacht en op vlotte wijze demonstreerde, nadoen. Dat
ging natuurlijk niet zó vlot. Je schaart en kruisspringt over
een paar banken nu eenmaal niet zo rap, als je dat niet gewend
bent. De heer Watson doet dat wel. Die doet dat ook als hij in
zijn handen een paar halters (zeven kilo) heeft. Ook laat hij
zich rustig (gestrekt) tussen een paar banken vallen om dan in
handstand door te veren. Verder heeft hij nog een apparaatje
een buisje waarin zich een veer bevindt waarmede je
thuis (zelfs aan tafel) je spieren kunt ontwikkelen. Ook dames
kunnen met het apparaat zo tussen aardappelen koken en de
was even aan body-culture doen. Vier jongedames van Slees-
wijks balletgroep „Stariets" luisterden de demonstratie op,
maar dat was meer ten faveure van de „Koningin der Aarde",
die een paar plaatjes wilde schieten. Misschien hebt u een af
druk in een van de kranten gezien.
De heer Buckingham is enthousiast over deze manier van in
door-training. Vooral in de winter, als het weer te slecht is om
buiten te trainen, lijkt ons het systeem van body-ontwikkeling,
dat de heer Watson voorstaat, niet gek. Onderzoekt alle dingen
en behoudt het goede, niet waar! In Engeland moet de heer
Watson bij enige clubs, die zowel in de eerste- als tweede divisie
aan de top staan, veel succes hebben. Nou, wat let ons dan?
9 December a.s. zal het voor ons, Ajacieden, een dag zijn om
even bij stil te staan. Vijf en twintig jaar geleden mochten we
voor het eerst op genoemde datum breed uit op onze bloed
eigen Overdekte van ons spiksplinternieuwe stadion gaan zitten.
Alles glom en straalde. Van voorzitter tot kleinste adspirant.
Sodemeklap, wat een dag. Zelfs Opa Pluvius, oftewel Jupiter
werkte mee. Die bleek zijn oude vriend Ajax goed gezind en
bleef die dag lekker in zijn zwembad spartelen zonder één
druppel te morsen. Stade Frangais was even uit Parijs over
gewipt om ons aan de eerste overwinning op eigen bodem te
helpen. Collega Middendorp is in oude folianten en kranten ge
doken om die rood-witte gloriedag nog eens de revue te laten
passeren. Elders in dit blad vindt u zijn met foto's verlucht
verhaal. Daar verwijzen wij dan ook gaarne naar, maar op 9 De
cember de hoeden of petten af, voor de mannen, die zo omstreeks
1930 het initiatief namen ons gezellig sporttempeltje te bouwen.
Prosit, loten van de rood-witte stam, op de volgende 25 succes
volle jaren!
Ja, op de volgende 25 jaren, want u weet het, de tand des tijds
had natuurlijk ook aandacht besteed aan het bouwwerk van
architect Roodenburgh. Een kwart eeuw in regen en wind
bivakkeren, gaat je niet in je kouwe kleren zitten. Er moest
gerepareerd en vernieuwd worden. Het bestuur, dat verleden
jaar achter de groene tafel ging zitten, stond voor een vol
dongen feit. Ruw geschat ging de pret drie ton kosten. Drie ton
is voor sommige lieden een peuleschil, maar voor ons clubje
een bom duiten. De wijze mannen van de terreincommissie, de
heren Volkers, Sebus en Quint, zijn met architect Roodenburgh
tot daden overgegaan. Dat „tot daden overgaan" heeft een zee
van tijd gekost, maarhet heeft zoden aan de dijk gezet. In
overleg met het bestuur vooral met voorzitter Melchers is
de affaire aardig in kannen en kruiken gekomen. De tribunes
u hebt het misschien geconstateerd zijn weer prima be
woonbaar. Nog een kleine ruk (dat gaat in het voorjaar ge
beuren) en de zaak is rond. En de kosten, zult u misschien vra
gen? Nou, vrienden, ruim genomen één en een kwart ton. Naar
onze bescheiden mening knap werk van de mannen, die zich er
achter hebben gezet. Helaas, zijn we er echter nog niet. De ver
warming, de lichtleiding en het dak van de Overdekte moeten
nog onderhanden genomen worden en dan blijven er nog genoeg
klusjes over, die sterk de aandacht vragen. Hierbij denken wij
aan de ramen van het restaurant, de toiletten een doorn in
ons oog de kleedkamers op Voorland etc. U leest het; werk
genoeg, waaruit voortvloeit, rekeningen bij de vleet. En, ook
dat weet u, rekeningen moeten betaald worden. Financieel zijn
we, niettegenstaande de aderlatingen, nog lekker gezond, maar
ons parool „zuinigheid voor alles" blijven we gestand. Dat be
tekent o.m. weinig wedstrijden tegen buitenlandse clubs. Zoals
u uit „Grepen uit de bestuursvergaderingen" opgemerkt zult
hebben, krijgen we van beroemde en minder beroemde vereni
gingen aanbiedingen aan de lopende band. Gaarne zouden we
tegen die beroemdheden op de grasmat willen, maar de vraag
prijzen schrikken ons af en een gokje wagen doen we beslist
niet. Wat we tot nu toe op dit gebied hebben gepresteerd, was
verantwoord en bracht geld in de lade. We zullen op deze voet
blijven doorgaan. Dus als u in ons blad leest van een afgewezen
aanbieding, die u gaarne geaccepteerd zoudt hebben, gooi dan
niet met overrijpe tomaten. Dank U!
De toto is in gevaar. In dodelijk gevaar. U hebt het natuurlijk
in dagbladen en tijdschriften gelezen. De heer Geudeker is in
zijn krant in een fel artikel van leer getrokken. Vooraanstaande
figuren op sportgebied hebben hun mening gezegd. Die me
ningen lieten aan duidelijkheid niets te wensen over. Eén van de
duidelijkste meningen werd door mr. J. H. Lobsteyn, vice-voor-
zitter van de F.C. „Hilversum", naar voren gebracht. Hij deed
dat in het clubblad van zijn vereniging. We zijn zo vrij geweest
het artikel over te nemen.
Mr. Lobsteyn schreef:
„De toto is de laatste weken weer extra onder onze aandacht
gebracht. In de eerste plaats door het verheugend feit, dat de
verenigingen reeds 100 maal hebben kunnen profiteren van de
K.N.V.B.-toto en in de tweede plaats door het teleurstellende
bericht, dat de minister van Justitie het voornemen heeft bij
de komende wijziging van de Loterijwet de te winnen prijs te
beperken tot maximaal 25.000,Wij geloven, dat de Kamer
de minister hierin niet zal volgen en een heel wat redelijker
maximum zal doen vaststellen.
Maar het is zeker, dat wij in de komende weken nog heel wat
meer over totoperikelen zullen horen, daar dan de meest bran
dende kwestie aan de orde zal komen, n.l. hoe zal de positie van
de verenigingen zijn in de toto. Zoals het onderwerp voor de
wijziging van de Loterijwet, voor zover thans bekend, zal luiden,
staat in ieder geval vast, dat de verenigingen een geduchte
vermindering van hun inkomsten te wachten staat. (Gelukkig
draait de toto dit seizoen nog onder de oude voorwaarden.) Het
is zelfs zeer twijfelachtig, of het bij een nationale toto mogelijk
zal zijn aan de clubs enig direct voordeel te geven uit die toto.
In de aanvang van dit artikel heb ik u erop gewezen, dat u
in de komende weken hierover in de pers zult lezen, daar schrij
ver dezes gemeend heeft ter beveiliging van de belangen van de
clubs te moeten bedanken voor al zijn toto-functies, n.l. lid van
de toto-commissie en voorzitter van de Juridische- en van de
Geschillen-commissie. Het is mij n.l. onmogelijk gebleken om
in het commissieverband de positie van de clubs in de nationale
toto veilig te stellen. Daarom zullen thans de clubs zelf mede
moeten en kunnen opkomen voor hun rechten. Zulks zou niet
mogelijk zijn, indien, doordat alles in de commissie werd behan
deld, de clubs onwetend zouden blijven ten aanzien van hun
wankele positie in de komende nationale toto."
Tot zover mr. Lobsteyn.
Klare taal, dunkt ons zo!
Als iemand, die heel dicht bij het vuur heeft gezeten, zo
duidelijk uit de hoek komt, kunnen we voor honderd procent
aannemen, dat de toto op een al heel scheve helling staat. Eer
lijk, toen er ongeveer vijf jaren geleden, sprake van een toto
was, behoorden wij tot degenen, die er een hoop narigheid in
zagen. Die narigheid is niet gekóftien. De tijd heeft geleerd,
dat de tegenstanders een verkeerde visie hadden. Honderdmaal
heeft de toto gedraaid en nooit heeft men iets vernomen over
uitspattingen van vette-prijzen-winnaars. Integendeel. Men is
verstandig geworden. En, een argument van vijf jaren geleden,
n.l. het vergokken van weeklonen, is eveneens een fabeltje ge
bleken. De toto-leiding was te verstandig. We kunnen dus met
elkander vaststellen, dat de toto niets meer of minder dan een
zegen is geweest en nog is. Een zegen voor de, pak weg, een
paar honderd eerste-prijs winnaars, een zegen voor de clubs
vooral de amateurclubs eneen geweldige steun voor bon
den, die zich op ander terrein van de sport bewegen. En nu zal
2