Vroeger
3
Het stukje „vroeger" in het clubblad van Maart noopte mij om
hierop nog even terug te komen. Meneer „Canard" heeft mij
niet goed begrepen, want ik doelde op algehele Ajax-gezellig-
heid en niet op individuele clubjes, die hebben altijd bestaan.
Daarop behoef ik dus verder niet in te gaan. Intussen ben ik
blij, dat hij mij enkele foutjes vergeeft en dat nog wel nadat
ik bij voorbaat daarvoor mijn excuses maakte. Ik wist, dat
ik deze foutjes gemaakt had, maar kon een en ander niet na
zien, omdat ik mijn gedenkboek aan een ex-Ajacied, reeds
in 1909 bedankt, op zijn ziekbed (helaas overleden) had uitge
leend. Het meest werd ik echter getroffen door de uitdrukking
„negatieve erfenis". De jongeman Canard schijnt niet te be
grijpen wat voor pracht erfenis we hebben en geen idee te
hebben wat voor offers door de ouderen zijn gebracht, en zeg
maar krom gelegen, om dit alles voor elkaar te boksen. Soms
kon er zelfs geen portie appelmoes van af, nietwaar Fons?
Buiten amateurvoetbal speelden ze ook nog amateurkassier,
amateurcontroleur, amateurtribuneknecht, enz., enz., alles om
geld te sparen. En kijk nu, zeer velen van die ouderen hebben
nimmer enig profijt van ons mooie bezit kunnen trekken, alleen
hun plaats op de tribune. Deze ouderen hebben dus alleen voor
u, nakomelingen, hun offers gebracht. Hoe dankbaar is mijn
kleine hond.
Maar het ergste is waar Canard zegt: „want het plezierige
vroeger heeft ons o.a. een erfenis achtergelaten" enz., want
dit is, zacht uitgedrukt, een pertinente „canard". Het is be
slist niet waar, dat door vroegere pleziertjes de clubkas niet in
staat zou zijn eventuele reparaties e.a. te doen uitvoeren. Het
lijkt dan ook min of meer, langs een omweg, critiek op het
bestuursbeleid (en dan zal de penningmeester het wel weer ge
daan hebben), maar daar hebben we een andere plaats voor,
niet het clubblad. Waar Canard zegt: liever Ajax' geld te be
steden voor een jeugdtoer naar Chelsea, ben ik het voor 100%
mee eens, maar daar is geen geld voor. Zie meneer Canard,
dit is een pracht object voor initiatief. Zet daar nu eens een
schouder onder, maar u moet er wel een en ander voor doen.
Vele brieven schrijven, Ajax-relaties uitbuiten en een paar
mille bij elkaar zien te krijgen. Als u veel bij elkaar heeft, kan
het derde (kampioen) misschien ook mee. Kom dan met een
gedegen plan bij het bestuur en dan krijgt u toestemming en
waarschijnlijk ook nog subsidie.
TJEDEM.
„Insulinde Cup" A.D.O. Ajax De doelman van de Hagenaars
stompt de bal het veld in
Hij ging wel naar huismaar naar zo'n edel huisje, waar
men gelagen pleegt te zetten. Voor de rest óók met
hangende pootjes. En dat is het merkwaardige met zulke
edele huisjes. Wie er met hangende pootjes binnen
komt, zet er even goed een gelag als wie ze betreedt
met triomfgezang. Hetgeen te maken heeft met de che
mische samenstelling van het gelag en de fijnproevende
tong van hen, die in het gelag liggen. Onmisbare fac
toren in het be- en doorleven van de twee grote tegen
stellingen des levens: leed en vreugde.
Tussen half vijf en half tien onderging de aannemer
alle fasen tussen die twee. Hij had daarvoor één biertje
en vijf onversnejen nodig. Zèi hij. Maar de historie
leert, dat er op dat stuk wel méér is gezegd. En de aan
nemer zei het, nadat hij in zijn auto was gestapt, zeven
verkeersovertredingen had begaan en toen niet gestopt
was op het bevelend gebaar van een wachtmeester van
de rijkspolitie.
De officier was niet mals. „Twee weken", zei hij.
„Plus 30 gulden boete en zes maanden ontzegging van
de rijbevoegdheid."
Toen nam de politierechter het woord.
„De aannemer", zei de politierechter, „moet straks ook
nog voor mijn ambtgenoot van het kanton komen. Voor
de zeven overtredingen. Ouwe liefde roest niet en toen
ik in m'n tijd officier van justitie was, zochten we voor
zulke zaken één rechter uit. Maar er is nog iets anders.
De aannemer was wezen voetballen. Méé wezen voet
ballen dan. Zo'n vijftig jaar geleden, in 1909, was ik
student in Leiden. Toen ging ik ook méé voetballen. In
'n extra-trein naar België, Antwerpen en Brussel. Dat
waren nog eres dagen. Ik zie ze nóg voor me, de jongens.
Cas Ruffelse en Bob de Korver. In de trein zaten we
met z'n allen bij en door mekaar. D'r waren er, die van
boven tot onder in 't oranje zaten. En één ding hadden
we allemaal. ,De vierkante pot', als je begrijpt wat ik
bedoel. De kruik met je onvervalste onversneje. En of
we gewonnen hadden of verloren je had ons terug
moeten zien komen. Als de pinnen! Een extra slokkie
om ons verdriet weg te spoelen, of een extra slokkie om
onze zege te sieren.
Daarom ik heb begrip voor die dingen en dus heb
ik begrip voor de aannemer. Vanzèlf 't is woest en
noest gevaarlijk wat-ie gedaan heeft, maar zoals ik 'em
uit de stukken ken, is-ie, als er niet gevoetbald wordt,
een nette vent. Misschien, dat ik, als ik nog officier zou
zijn, 'tzelfde gevraagd had. Maar ik ben geen officier
meer en ik ging in 1909 méé uit voetballen. Waarom ik
de aannemer, met de hakken over de sloot, veroordeel
tot 150 gulden boete of tien dagen en een voorwaarde
lijke ontzegging."
De officier keek sip.
De aannemer keek verrast.
De politierechter keek peinzend.
Ouwe liefde
(Met toestemming overgenomen uit „De Volkskrant",
d.d. 10-7-1959.)