Sportmagazijn Leo van de Kar Van de voorzitter Ooede prestaties CEINTUURBAAN 149- 153- 155 Telefoon 728987 2 Zaterdag 26 October 1957 begaf ik mij naar „Kras" ter jaar lijkse bondsvergadering van de K.N.V.B., om daar om ongeveer 3 uur n.m. de openingsrede van onze bondsvoorzitter, Ir. H. Hopster, aan te horen en ook om als bondsafgevaardigde de lijvige bondsagenda mede te helpen afwerken. Voor Ajax was punt 3 zeer interessant, nl. Uitreiken van de Gouden Erepenning. Ir. H. Hopster heeft mij deze plak met een keurige speech overhandigd en ik ben er van overtuigd, dat zijn prettige woor den aan het adres van onze vereniging oprecht gemeend waren. Daarvoor is deze functionaris ook te veel gentleman, om daar anders over te mogen denken. Ik heb hem naar beste weten bedankt. Hij heeft mij tevens op mijn verzoek toestemming ver leend namens onze vereniging een verklaring af te leggen in zake de affaire Sal, welke verklaring ik hieronder in extenso laat volgen: Mijnheer de voorzitter, geachte vergadering, Ajax en haar bestuursleden zijn in de u allen bekende zaak Amsterdam-Sal-Ajax volledig in ere hersteld. U zult zeker kunnen begrijpen, dat al het leed, dat wij hebben ondergaan, hiermede niet direct is weggenomen. Ik weet ook, dat wij eens zullen moeten vergeten. De bondsvergadering heeft intussen een andere vorm van rechtspleging voorgesteld. Laten we hopen, dat de wezenlijke gebreken, die aan de vorige kleefden en waardoor Ajax dit alles is aangedaan, voortaan voorkomen zullen worden, want wat wij, ik persoonlijk, mijn mede-be stuursleden en mijn gehele vereniging hebben medegemaakt, gun ik niemand van u die het goede met onze voetbalgemeen schap voor heeft. zijn slechts mogelijk als U in het bezit bent van een perfecte lichamelijke conditie en uitstekend schoeisel en kleding weet wat U nodig heeft Permanente camping show Wist U dat wij een speciale afdeling hebben voor le klas sportieve kleding? Voor Uw wintersportreis slaagt U bij ons stellig Wanneer wij in ons midden personen hebben, die zich coüte que coüte op ontoelaatbare wijze ten koste van uw en van mijn vereniging willen bevoordelen, dienen deze m.i. onmiddellijk voorgoed uit de voetbalgemeenschap te worden verwijderd. Mijne heren afgevaardigden, houdt u voor ogen, wanneer wij dit niet doen, kan uw vereniging morgen aangedaan worden, wat Ajax gisteren is overkomen. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Ik weet natuurlijk, dat ook u, mijne heren bestuursleden, misleid zijt door een rapport, dat uit bekwame handen scheen te komen, maar toch moet mij van het hart, dat ik nog steeds niet begrijpen kan, dat u onze eer en onze eerlijkheid zo zeer in twijfel hebt kunnen trekken. Dat het woord, van mensen met een lange staat van dienst in de bond, zowel als speler, als verenigingsbestuurder, zo gemakkelijk ten achter gesteld is bij dat van een wildvreemde gelukzoeker en van mensen, die wij in onze bond nauwelijks kennen, heeft mij diep teleur gesteld. Ik heb in verschillende clubbladen met grote dankbaarheid passages gelezen, waarin gezegd wordt, dat men ons nooit tot iets dergelijks in staat had geacht en altijd in ons is blijven geloven, zo het laatst nog in de A.F.C.-Schakel, waarin ik o.a. las: „een commissie verwerpt de verklaringen van de bestuurs leden van een club, die een prima reputatie geniet, terwijl die bestuursleden èn als zodanig èn in de maatschappij ook een prima reputatie genieten en de héle zaak gaat voor de bijl op de verklaringen van een aangewaaide snotaap van de Balkan." Maar intussen hebben wij onze kampioensreceptie, wat toch een hoogtepunt in het leven van elke vereniging is, niet kun nen houden, omdat wij toch met de verschrikkelijke smet die op ons geworpen was, niet de hulde van de Nederlandse sport wereld in ontvangst konden nemen. Dit was natuurlijk erg verdrietig voor ons, om nog maar te zwijgen van al het per soonlijk leed, dat wij hebben ondervonden, de openlijke en verkapte minachting, die ons tegemoet kwam, want een be stuur van de K.N.V.B. en een zo hoogstaande commissie spre ken toch niet zo'n veroordeling uit als dat niet terdege onder zocht was. Erg voor ons was ook, dat ons zijdelings uit de voetbal kringen van de B.V.C. Amsterdam pertinent werd medege deeld, voordat wij de betreffende brieven met onze strafopleg ging van u hadden ontvangen, dat wij, Ajax, veroordeeld zou den worden. Sectiebestuurslid D. Stoop, nota bene partij in het geding, had het rapport gekregen, terwijl Ajax er nimmer een heeft ontvangen. Ik vertel u dit alles om aan te tonen, dat zeker onder deze omstandigheden de straffen niet geheim konden blijven en dat had het bestuur zich ook moeten realiseren. Het rapport, dat door uw secretaris H. A. Burgwal, onbegrijpelijk, alleen getekend is, en welke zich aan door mij te bewijzen on toelaatbare handelingen heeft schuldig gemaakt, is wel bij de minister en kamerleden terecht gekomen, hetgeen door uw sectiebestuurslid D. Stoop is verzorgd. Hoe er door secretaris H. A. Burgwal en sectiebestuurslid D. Stoop in deze zaak is „gerommeld", bewijst o.a. het bezoek van beide heren aan een belangrijke getuige van Ajax. Ook bij de pers is dit rapport terecht gekomen. Gelukkig voor Ajax en haar bestuursleden. Want ik vraag mij af of ooit de waarheid aan het licht ware gekomen indien de heer Ch. Geudeker dit rapport niet in handen gekregen had. Ajax niet alleen moet hem daarvoor zeer dankbaar zijn. Zeer kwalijk is, dat wij op geen enkele wijze de gelegenheid hebben gehad ons tegen het gekuip te weren. Zelfs kregen wij nul op het request van uw bestuur, mijnheer de voorzitter, toen wij met ons schrijven van 18 April 1957 verzochten ge hoord te worden vóór de uitspraak van de eerste commissie van onderzoek, terwijl wij toch volgens art. 79 sub 1 en 2 van het H.R. vóór de uitspraak recht tot verweer hadden. En nu wil ik niet op de talloze tegenstrijdige punten in dit rapport ingaan, doch er wel op wijzen, dat te goeder naam en faam bekend staande personen, die in het rapport als complete leugenaars, falsarissen of onbetrouwbare individuen worden betiteld, tot nu toe geen enkel excuusbriefje van de bond hebben ontvangen, wat ik zacht uitgedrukt niet juist vind. Wel wil ik nog even terugkomen op een der conclusies van dit nog altijd eerste rapport, n.l. dat de B.V.C. Amsterdam vrij-uit gaat en dat dan ook tegenover de B.V.C. Amsterdam geen maatregelen zijn genomen. Wanneer ik nu in het officiële orgaan van de bond o.a. het strafpunt 7 voor de heer D. Stoop lees, dan verwondert het

AJAX ARCHIEF

Clubnieuws Ajax (vanaf 1916) | 1957 | | pagina 2